Aanvang verjaringstermijn vernietiging overeenkomst door echtgenoot
In bepaalde gevallen heeft een echtgenoot toestemming nodig van de andere echtgenoot voor het aangaan van een overeenkomst. Als toestemming ontbreekt, kan de andere echtgenoot de vernietiging inroepen van die overeenkomst op grond van artikel 1:89 van het Burgerlijk Wetboek.
In de zaak die leidde tot de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1866) heeft een man op 16 december 1999 een overeenkomst tot effectenlease gesloten met Dexia. Zijn vrouw heeft geen toestemming gegeven voor het aangaan van die overeenkomst. Zij heeft Dexia bij brief van 18 november 2004 laten weten dat zij zich beroept op vernietiging van de lease-overeenkomst.
De vraag is of dat beroep op vernietiging tijdig is gedaan; er geldt een verjaringstermijn van drie jaar. Volgens de vrouw begint de verjaringstermijn te lopen vanaf het moment dat zij bekend is geworden met de mogelijkheid om de overeenkomst te vernietigen. Zij meent dat de vernietigingsverklaring nog tijdig aan Dexia kenbaar is gemaakt.
De Hoge Raad zet hier een streep door. Bepalend is, aldus de Hoge Raad, vanaf welk moment de vrouw daadwerkelijk bekend was met het bestaan van de overeenkomst. Vanaf de datum van díe bekendheid begint de verjaringstermijn te lopen. Vastgesteld is dat de vrouw in deze zaak al langer dan drie jaar wist van het bestaan van de overeenkomst. Het beroep op vernietiging kwam daarom te laat.
In het algemeen geldt dus dat de verjaringstermijn tot vernietiging van een overeenkomst die door een echtgenoot met een derde is aangegaan, niet pas aanvangt op het moment waarop de andere echtgenoot weet dat de mogelijkheid bestaat de overeenkomst te vernietigen, maar begint te lopen vanaf het moment waarop die andere echtgenoot op de hoogte is van het bestaan van de overeenkomst.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr J.J. (Ian) Linker.
T: + 31(0)10 277 03 00