Achterstallige pensioenpremies lijken niet onder de WHOA te vallen

Joshua de Vries  |  15 februari 2022  |  Leestijd: ongeveer 3 minuten

De Hoge Raad is geadviseerd om achterstallige pensioenpremies te kwalificeren als ‘rechten van werknemers’ die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten. De Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) is daar niet op van toepassing dus die schulden mogen dan niet gesaneerd worden. Het wachten is nu op de beslissing van de Hoge Raad. Als de Hoge Raad meegaat in het advies wordt de effectiviteit van een sanering van schulden onder de WHOA mogelijk minder. Ondernemingen met een behoorlijke achterstand in premieafdracht zullen er dan namelijk rekening mee moeten houden dat die schulden volledig moeten worden voldaan.

WHOA

Per 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (‘WHOA’) in werking getreden. Kort gezegd maakt de WHOA het mogelijk om – buiten faillissement of surseance – een onderhands akkoord tussen enerzijds een onderneming en anderzijds de schuldeisers en aandeelhouders van die onderneming door de rechtbank te laten goedkeuren met het doel om de onderneming te reorganiseren of – in sommige gevallen – n te liquideren.

Door de invoering van de WHOA is de Faillissementswet gewijzigd en aangevuld. Eén van de aanvullingen ziet op de bepaling dat de WHOA niet van toepassing is op rechten van werknemers uit hoofde van arbeidsovereenkomst. Concreet betekent dit dat vorderingen van werknemers niet onder de WHOA geherstructureerd kunnen worden, maar volledig betaald moeten worden.

De zaak

In een zaak voor de rechtbank Amsterdam heeft de verzoeker – een ondernemer met een hotelbedrijf – een voorstel tot sanering van zijn schulden onder de WHOA neergelegd. Eén van de schuldeisers van de verzoeker is het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft tegen het akkoord gestemd en heeft onder meer gesteld dat achterstallige pensioenpremies niet onder de WHOA gesaneerd kunnen worden. Dat standpunt is ook in andere zaken ingenomen.

De rechtbank Amsterdam heeft de vraag nu aan de Hoge Raad voorgelegd. Voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad wordt door de Procureur-Generaal een advies (conclusie genaamd) geschreven over de zaak.

Het Bedrijfstakpensioenfonds

Het pensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds en het verzorgt de pensioenvoorzieningen voor de werknemers in de bedrijfstakken horeca en catering: een speciale bedrijfstak. De wet verplicht een bedrijfstakpensioenfonds om een zogenaamde ‘doorsneepremie’ (premies die voor iedereen gelijk zijn) te hanteren. Daarmee wordt solidariteit afgedwongen tussen verschillende werknemers, maar ook tussen verschillende ondernemingen binnen een bedrijfstak. De Nederlandse bedrijfstakpensioenfondsen vervullen daarmee een essentiële sociale functie.

Binnen een bepaalde bedrijfstak kan het verplicht zijn om deel te nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds. Het gevolg daarvan is dat werkgevers en deelnemers wettelijk verplicht zijn de statuten en reglementen van het desbetreffende bedrijfstakpensioenfonds na te leven. Eén zo’n verplichting is de verplichting van de werkgever tot betaling van pensioenpremie van werknemers. De werkgever is niet verplicht om pensioen aan de werknemer te betalen, maar de werkgever is juist verplicht om pensioenpremie voor de werknemer aan het bedrijfstakpensioenfonds te betalen. Indien de werkgever heeft nagelaten om pensioen voor de individuele werknemer af te dragen, dan heeft de werknemer alsnog recht op pensioen van het bedrijfstakpensioenfonds. Of de werkgever wel of niet pensioenpremie aan het bedrijfstakpensioenfonds betaalt, maakt daarom voor de werknemer in beginsel niet uit. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft het recht om van de werkgever de premie te innen.

Recht van de werknemer

De Hoge Raad heeft eerder al overwogen dat de werkgever ook tegenover de werknemer verplicht is om pensioenpremies aan het bedrijfstakpensioenfonds te betalen. Dat betekent dat werknemers in principe ook het recht hebben om nakoming van deze verplichting bij de werkgever af te dwingen. Zoals hiervoor al bleek, hebben werknemers daar geen belang bij. Zij behouden hun aanspraken, ook als de benodigde premies niet door de werkgever zijn afgedragen.

Bovendien heeft de Hoge Raad bepaald dat de door de werkgever af te dragen premies aan een bedrijfstakpensioenfonds aangemerkt moeten worden als verplichtingen die volgen uit een arbeidsovereenkomst met de werknemer. Dat is een belangrijke constatering. De Faillissementswet bepaalt namelijk dat rechten uit arbeidsovereenkomsten niet vallen onder de werking van de WHOA en dus niet gesaneerd kunnen worden.

De Procureur-Generaal meent nu dat het eerdere oordeel van de Hoge Raad, waarin is neergelegd dat de afdracht van pensioenpremie door de werkgever aan het bedrijfstakpensioenfonds als een verplichting op grond van de arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, van algemene betekenis is. Het antwoord op de aan de Hoge Raad gestelde vraag zou volgens de Procureur-Generaal dan ook moeten luiden dat de WHOA niet van toepassing is op achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen. Het woord is nu aan de Hoge Raad of hij dit standpunt deelt. Een bevestigend oordeel betekent dat de effectiviteit van een sanering van schulden onder de WHOA mogelijk minder wordt. Ondernemingen met een behoorlijke achterstand in premieafdracht zullen er dan namelijk rekening mee moeten houden dat die schulden volledig moeten worden voldaan.

Heeft u vragen? Neem dan contact op met Joshua de Vries.

Volg Schaap Advocaten Notarissen op LinkedIn.