Beleidsvrijheid en bestemmingplan: geen woonbestemming woonboot, geen extra bouwvlak woning

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 11 juli 2018, 201706295, ECLI:NL:RVS:2018:2331

De gemeenteraad heeft beleidsvrijheid terzake van de bestemming voor de woonbootlocatie. Het beleid is redelijk en woonbootbewoners voldoen hier niet aan. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is tevergeefs. De persoon die een extra bouwvlak wenst, heeft verzuimd een goede ruimtelijke onderbouwing te geven voor de bouw van een woning in strijd met het bestemmingsplan, zodat in de gewenste bestemming terecht niet is voorzien. De bestemmingsplanregels bepalen dat een op het perceel staande schuur is toegestaan.

Artikelen: 3:2, 3:46 Awb; 3.1 Wro, regels bestemmingsplan ”Oude Wetering”(artikel 13)

De gemeenteraad van Kaag en Braasem legt een bestemmingsplan vast. Diverse particulieren hebben bezwaar tegen de vaststelling. Zo willen twee woonbootbewoners dat de locatie van hun woonboot de bestemming “wonen” krijgt in plaats van “recreatie”. Een ander wil dat het bestemmingsplan voorziet in een extra bouwvlak voor een woning.

Afdeling
Over de woonbootbewoners die een woonbestemming wensen, merkt de gemeenteraad op dat de bestemming niet is aangepast, omdat het niet wenselijk is de eigenaar van de nabijgelegen jachthaven te beperken in zijn bedrijfsvoering. Dat de huidige eigenaar van de jachthaven geen bezwaar zou hebben, doet er niet toe, aangezien bij het bestemmen ook moet worden uitgegaan van mogelijke andere eigenaren.

De woonbootbewoners voldoen voorts niet aan het gemeentelijk beleid, waarin staat dat de locatie in 2003 10 jaar onafgebroken moet zijn bewoond om in aanmerking te komen voor een woonbestemming. Dat beleid is niet onredelijk.

De woonbootbewoners kunnen niet met succes beroep doen op het gelijkheidsbeginsel: in de vergeleken kwesties werd wel voldaan aan genoemde 10 jaar eis, zodat geen sprake is van gelijke gevallen.

De appellant die een extra bouwvlak wenst, vangt ook bot. In voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan had de gemeenteraad een extra bouwvlak opgenomen vooruitlopend op een door de appellant aan te leveren goede ruimtelijke onderbouwing. Die heeft appellant echter niet aangeleverd, zodat het besluit het bouwvlak niet te verlenen niet onredelijk is.

Genoemde appellant wenst tevens een positieve bestemming voor zijn schuur. Dat is echter niet nodig: volgens de bestemmingsplanregels is de bouw van een bijbehorend bouwwerk, zoals een schuur, op het achtererfgebied toegestaan en de schuur staat op het achtererfgebied.

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.

Dit artikel is reeds eerder verschenen op Kluwer SmartNewz.