Niet in behandeling nemen herhaalde aanvraag is bevoegdheid, geen plicht
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3365
Legalisering vloerverhoging monumentaal pand door vergunningverlening achteraf na eerdere weigering. Bestuursorgaan bevoegd om herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen, ook als er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Beoordeling op basis van aanvraag. Afweging belangen aanvrager tegen monumentbelangen. Geen strijd met rechtszekerheid als thans wel vergunningverlening.
Artikelen: 2.1, 2.15 Wabo, 6.4 Bor; 3:2 en 4:6 Awb
In 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Delft vergunning verleend voor een aantal bouwkundige wijzigingen van een monumentaal pand aan de Markt te Delft. Een toen al gerealiseerde vloerverhoging van de begane grond van het pand is op dat moment niet toegestaan en het college heeft erop gewezen dat de vloer naar de oorspronkelijke hoogte moest worden gebracht.
In 2015 vraagt de pandeigenaar opnieuw vergunning voor de (bestaande) vloerverhoging, zodat de kelder van het pand beter kan worden gebruikt. Het college verleent de vergunning. De pandhuurder heeft bezwaar, maar vangt in bezwaar en beroep bot. Hij stelt hoger beroep in.
Afdeling
De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131. Daaruit volgt dat een bestuursorgaan bevoegd is een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Dat mag ook als er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn en ook als er belangen van derden in het geding zijn. Artikel 4:6 Awb is een “kan-bepaling” die een bevoegdheid, en geen plicht, creëert voor het bestuursorgaan.
Voor de vergunningverlening heeft het college advies gevraagd van de monumentencommissie. Voorts is bij de aanvraag een architectenrapportage gevoegd. Het college heeft het besluit tot vergunningverlening (mede) op genoemd advies en rapport gebaseerd. Huurder vindt dat het college de adviezen van 2012 bij de besluitvorming moeten betrekken. Hij acht de huidige vergunningverlening in strijd met de rechtszekerheid.
De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 13 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1075, waaruit volgt dat bij vergunningverlening, op grond van het vóór de Wabo van toepassing zijnde artikel 11 Monumentenwet, de belangen van aanvrager dienden te worden afgewogen tegen de monumentenbelangen en het gebruik van het monument. Dat geldt ook onder de Wabo. Het feit dat het advies van de monumentencommissie afwijkt van de adviezen in 2012 betekent niet dat het college zich niet op dit advies mocht baseren. Het bevoegd gezag of een adviescommissie mag tot nieuwe inzichten komen. De rechtszekerheid strekt niet zover dat vergunningverlening ondanks nieuwe inzichten niet meer mogelijk is. Uit het huidige advies en rapport volgt dat de cultuurhistorische waarde van een slanke vloer, zodat de ruimte eronder kan worden gebruikt, beleefbaar blijft of zelfs verbetert door het verhogen van de vloer.
Volgt ongegrondverklaring van het hoger beroep.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
T: + 31(0)10 277 03 00