Beoordeling ernst en spoed geval van bodemverontreiniging en deugdelijkheid bodemonderzoek

Jelle Kuijer  |  3 november 2022  |  Leestijd: ongeveer 2 minuten

Hoe wordt een geval van ernstige bodemverontreiniging en spoedige bodemsanering beoordeeld en hoe volledig moet het bodemonderzoek zijn? Een overzicht van de belangrijkste beoordelingsstappen en uitgangspunten.

Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een mooie uitspraak gedaan, waarin overzichtelijk de belangrijkste beoordelingsstappen zijn uitgewerkt voor het vaststellen van een ernstige bodemverontreiniging die spoedig gesaneerd moet worden, zoals voorgeschreven in artikel 29 en 37 van de Wet bodembescherming en in bijlage 2 van de Circulaire bodemsanering. Daarin zijn tevens enkele uitgangspunten naar voren gekomen voor wat betreft de deugdelijkheid van een bodemonderzoek. Een praktische leidraad voor grondeigenaren die geconfronteerd worden met een beschikking tot spoedige sanering van een ernstige bodemverontreiniging en de juistheid daarvan willen beoordelen.

De drie belangrijkste beoordelingsstappen (met saneringscriteria) zijn:

  1. Vaststellen dat de verontreiniging ernstig is. Dat is in principe het geval als een bodemvervuilende stof in de grond en/of het grondwater de interventiewaarden met de minimale bodemvolumes overschrijdt (meer dan 25 m³ bodemverontreiniging en meer dan 100 m³ grondwaterverontreiniging).
  2. Vaststellen dat de verontreiniging spoedig gesaneerd moet worden. Dat is in principe het geval als de verontreiniging onaanvaardbare risico’s heeft voor mens, dier en milieu of als er onaanvaardbare verspreidingsrisico’s zijn (meer dan 6000 m³ verontreinigde bodem en/of grondwater).
  3. Verifiëren of de ernst van de verontreiniging en de spoedige sanering terecht zijn vastgesteld. Er is in principe geen sprake van een ernstige en spoedige bodemsaneringssituatie als er jaarlijks niet meer dan 1000 m³ bodemvolume extra verontreinigd raakt boven de interventiewaarden.

Belangrijke uitgangspunten voor de geldigheid en kwaliteit van bodemonderzoeken:

  • Een verontreiniging kan worden vastgesteld met een bodemonderzoek waarbij op verschillende locaties de grond en/of het grondwater steekproefsgewijs is bemonsterd.
  • Voor het vaststellen van een verontreiniging kunnen meerdere bodemonderzoeken gebruikt worden en die bodemonderzoeken mogen een paar jaar oud zijn en elkaar aanvullen.
  • Bodemonderzoeken mogen in beginsel deugdelijk geacht worden als er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van de berekeningen en de actualiteit van de gegevens en resultaten.
  • De exacte bronlocatie van een bodemverontreiniging hoeft niet onomstotelijk vast te staan, maar slechts aannemelijk te zijn gemaakt.

Onze advocaat Jelle Kuijer bespreekt deze uitspraak uitgebreider in dit artikel in het tijdschrift Vastgoedrecht.

Heeft u vragen? Neem gerust contact met ons op.

Volg Schaap Advocaten Notarissen op LinkedIn.