Bestuursverbod wegens exploiteren malafide incassobureau toegewezen

Rechtbank Gelderland 7 juni 2018 ECLI:NL:RBGEL:2018:2694

Veroordeling van exploitant incassobureau wegens oplichting en valsheid in geschrifte. Rechtbank wijst vordering van een bestuursverbod voor drie jaar als bijkomende straf toe.

Trefwoorden: oplichting, valsheid in geschrifte, bestuursverbod, verbod feitelijk leidinggevende

Verdachte X exploiteert een incassobureau, opeenvolgend als eenmanszaak, commanditaire vennootschap en besloten vennootschap. Klanten kunnen zich tot X wenden om openstaande vorderingen door hem te laten incasseren, eventueel met gebruikmaking van een deurwaarder. X verstuurt zijn klanten facturen voor reeds verrichte of nog te verrichten werkzaamheden. Op enig moment doen aangevers aangifte tegen X. De aangevers stellen dat zij X werkzaamheden in rekening brengt die hij niet verricht en dat X zich dus schuldig maakt aan oplichting.

De officier van justitie (‘ovj’) legt ten laste dat X zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrifte en vordert veroordeling van X tot een gevangenisstraf van 14 maanden. Als bijkomende straf vordert de ovj ontzetting van X uit het recht tot het uitoefenen van het beroep als bestuurder van een rechtspersoon, een beroep in de financiële sector als zelfstandig ondernemer en een beroep als zelfstandige in de juridische dienstverlening en openbaarmaking van het vonnis. Daarnaast vorderen enkele gedupeerden, als benadeelde partij in het strafproces, schadevergoeding. X pleit voor afwijzing van de vordering van de benadeelde partijen, gelet op de bepleite vrijspraak en het feit dat benadeelden hun vorderingen al in hebben gediend in de civiele procedure tegen X, te weten verdeling van de boedel na het faillissement van X.

Rb: de rechtbank neemt bij de beoordeling in aanmerking dat X met zijn handelen schade toebrengt aan het vertrouwen in het financiële verkeer en dienstverlening. Daarnaast is X eerder veroordeeld in verband met oplichting. De rechtbank veroordeelt X tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden. De rechtbank ontzegt X daarnaast gedurende een periode van drie jaren het recht tot het uitoefenen van het beroep van bestuurder of feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon. De vordering van de ovj tot het openbaar maken van het vonnis acht de rechtbank niet proportioneel. De rechtbank bepaalt ten slotte ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen dat het feit dat de gedupeerden hun vorderingen kenbaar hebben gemaakt bij de curator in het faillissement van X, niet in de weg staat aan het zich voegen als benadeelde partij in de strafprocedure. De stelling van X dat hiermee vast staat dat de vorderingen van de gedupeerden al zouden zijn voldaan uit de boedel volgt de rechtbank evenmin.

Deze samenvatting is geschreven door Mr M.H. (Martijn) Janssen en is reeds eerder verschenen op Kluwer SmartNewz.