Bouwwerk
Stickers op een windmolen zijn geen bouwwerk.
Casus
Het college van burgemeester en wethouders van Houten (B&W) heeft bij besluit van 18 juli 2013 geweigerd handhavend op te treden tegen de belettering op drie windturbines. Op de zijvlakken van de gondels van de windturbines is met stickers belettering aangebracht (“Eneco” en “Uwind”). Op 10 december 2013 heeft B&W het bezwaar ongegrond verklaard. Op 30 december 2013 heeft de rechtbank het beroep van stichting Gigawiek gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten.
Tegen die uitspraak hebben Eneco Wind en stichting Gigawiek hoger beroep ingesteld.
Gronden van hoger beroep
Stichting Gigawiek is van mening dat de belettering afwijkt van de vergunning, althans dat voor de belettering ook vergunning had moeten worden gevraagd, nu sprake is van een bouwwerk of van niet geoorloofde handelsreclame. Verder is zij van mening dat de belettering in strijd is met de redelijke eisen van welstand, waarbij B&W niet aan de welstandsnota, maar aan het Streekplan en het Windplan had moeten toetsen.
Eneco vindt dat Gigawiek geen belanghebbende in de zin van de Awb (Algemene wet bestuursrecht) is, nu haar statuten niet in een notariële akte zijn vastgelegd en de daarin omschreven doelstelling beperkt is tot de bouw van de turbines. Verder is Eneco van mening dat de stickers geen bouwwerk zijn, zodat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) zou zijn overtreden.
Oordeel Afdeling
De Afdeling acht Gigawiek belanghebbende in de zin van de Awb. Het doel van de stichting bevat niet alleen het voorkomen van de bouw van de turbines, maar ook het verrichten van alle verdere handelingen die met de bouw van de turbines verband houden. Daartoe behoort naar het oordeel van de Afdeling ook het tegengaan van door de stichting ongewenste belettering ook de turbines.
De Afdeling stelt Eneco in het gelijk door te oordelen dat de met stickers aangebrachte belettering geen bouwwerk zijn. Een bouwwerk in de zin van de Wabo is immers een constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij (in)direct met de grond is verbonden, hetzij (in)direct steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. In dit geval ontbreekt het constructieve element, zodat van een bouwwerk geen sprake is en de rechtbank dit ten onrechte niet heeft onderkend.
Ook van ongeoorloofde handelsreclame is geen sprake, nu de algemene plaatselijke verordening bepaalt dat dergelijke reclame verboden is als daardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat. Van gevaar is geen sprake en de Afdeling acht de opmerking in een deskundigenrapport van Gigawiek dat de belettering zou leiden tot onnodige en excessieve hinder voor omwonenden onvoldoende om te oordelen dat sprake is van ernstige hinder.
Anders dan Gigawiek betoogt, oordeelt de Afdeling dat de rechtbank niet ten onrechte heeft geoordeeld dat B&W zich op het standpunt mocht stellen dat de belettering op de turbines niet in strijd is met de Welstandsnota. Op grond van artikelen 12 en 12a Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast met beleidsregels en criteria over kort gezegd de vraag of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De gemeenteraad van Houten heeft dat gedaan door in haar welstandsnota op te nemen dat repressief moet worden opgetreden ten excessen, zijnde buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident zijn en afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. In deze zaak heeft de welstandscommissie geoordeeld dat geen sprake was van een exces, onder andere vanwege hoogte van de turbines. Ook de kleur van de belettering is beoordeeld. Die beoordeling houdt in hoogste instantie stand. De Afdeling oordeelt dat het Streekplan en het Windplan geen grondslag bieden voor handhavend optreden door B&W.
De Afdeling verklaart het beroep van Eneco gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het beroep van Gigawiek is ongegrond.
Commentaar
Het aanbrengen van de belettering in deze zaak is niet vergunningplichtig in de zin van de Wabo: er is geen sprake van een bouwwerk, er is geen vergunning nodig op grond van de plaatselijke verordening en er is geen sprake van strijd met de redelijke eisen van welstand.
In eerdere uitspraken oordeelde de Afdeling al dat het aanbrengen van verf geen bouwwerk (want geen constructie) is (Afdeling 11 maart 1999, H01981362), evenmin als een reclamebord dat bestond uit één plaat van 5 meter breed, 0,5 meter hoog en 1 centimeter dik, dat met schroeven direct tegen de gevel was aangebracht (Afdeling 23 maart 2008, nr. 200702752) en een reclame-uiting die bestond uit een zwart gespoten frame met rode letters met neonverlichting erin, van 4,71m breed, 20 cm hoog en 9,4 cm dik, aangebracht op een gevel op de grens tussen de begane grond en de eerste verdieping Afdeling 7 juli 2010, nr. 200908795). Bij reclame-uitingen lijkt niet heel snel sprake van een bouwwerk, maar het blijft van belang steeds de betreffende bepalingen uit de plaatselijke verordening erbij te nemen.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
Voor de volledige tekst van deze uitspraak klik hier
Bron: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 december 2015, zaaknr. 201500858/1/A1, ECLI:NL:RVS:2015:4018
T: + 31(0)10 277 03 00