De positie van een pandhouder bij verwaterde zekerheden
Een geldverstrekker die zekerheid wil dat het door hem uitgeleende geld wordt terugbetaald, kan een pandrecht vestigen op roerende zaken of vorderingen. Voor een comfortabele positie blijkt dat echter niet altijd voldoende te zijn.
De houder van een pandrecht (de pandhouder) heeft het recht de zaken waarop het pandrecht rust in het openbaar te verkopen en met de opbrengst van de verkoop zijn vordering te voldoen. Dat lijkt een comfortabele positie voor de schuldeiser, maar zo’n pandrecht alleen is vaak niet voldoende, zo blijkt ook uit een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 7 oktober 2015 (Rb. Oost-Brabant 7 oktober 2015, nr C/01/274503 / HA ZA 14-106 (RBOBR:2015:5797))
In deze zaak ging het om een geldschieter (SHS) die een som van 279.000 euro ter leen had verstrekt aan A, zijnde een holding die alle aandelen houdt in ijswinkel B. Tot zekerheid voor de terugbetaling heeft A een pandrecht verleend aan SHS op 50 procent van de aandelen in B. Ten tijde van het vestigen van het pandrecht bedroeg het maatschappelijk kapitaal van B 200.000 gulden, verdeeld in tweehonderd aandelen van duizend gulden. Daarvan waren veertig aandelen geplaatst en conform de afspraak werd op twintig van die aandelen een pandrecht ten behoeve van SHS gevestigd.
Verwatering
Op enig moment bekoelde de relatie tussen de pandhouder en de bestuurder van A en B. Het maatschappelijk kapitaal van B werd gewijzigd in 10.000 aandelen van elk 100 euro. Het geplaatst kapitaal kwam daarmee op 2.180 aandelen van 100 euro. Daarna werden aandelen uitgegeven aan een door de bestuurder opgerichte nieuwe vennootschap D. Het gevolg van de omzetting en uitgifte was dat het aandelenbelang waarop SHS een pandrecht had, verwaterde tot 4 procent van de aandelen in het kapitaal van B.
In de leningsovereenkomst tussen SHS en A was geen verbod op het uitgeven van nieuwe aandelen opgenomen. SHS stelt zich in de procedure tegen A, C, D en de bestuurder op het standpunt dat de bestuurder en de vennootschappen onrechtmatig hebben gehandeld door de wijziging van het kapitaal en de uitgifte van de nieuwe aandelen aan D. A, C, D en de bestuurder stellen zich op het standpunt dat SHS het risico van verwatering voor lief heeft genomen, omdat als SHS dit had willen uitsluiten zij daartoe als professionele geldverstrekker voorstellen had kunnen doen.
Langdurige relatie
De rechtbank overweegt dat er op zich geen regel bestaat die een aandelenemissie verbiedt in het geval er een pandrecht rust op (een deel van) de aandelen, maar dat dit niet betekent dat een dergelijke emissie onder alle omstandigheden geoorloofd is. In dit geval speelde een rol dat door SHS al tientallen jaren zaken werd gedaan met het concern van de familie van de bestuurder en dat de vordering op enig moment enkele miljoenen euro’s beliep. In het licht van de langdurige relatie is destijds niet gekozen om aan te sturen op een faillissement, maar is de schuld teruggebracht tot circa 279.000 euro en omgezet in een lening aan A. SHS heeft zich soepel opgesteld door afstand te doen van een deel van haar vordering en geen keiharde zekerheid te bedingen van A, maar genoegen te nemen met een pandrecht op de aandelen met een waarde van (slechts) 20.000 gulden.
Als dank daarvoor mocht SHS niet worden afgescheept met een pandrecht op slechts 4 procent van de aandelen. Ook de bestuurder krijgt een tik op de vingers voor deze truc, nu hem naar het oordeel van de rechtbank een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank beslist dat de zekerheidspositie van SHS dient te worden hersteld en veroordeelt A, C, D en de bestuurder om er zorg voor te dragen dat binnen vier weken een pandrecht ten behoeve van SHS is gevestigd op 50 procent van de aandelen in het geplaatst kapitaal van B.
Vinger aan de pols
Hoewel het voor de pandhouder in dit geval goed afloopt, kan de volgende les worden gelezen in bovenstaande uitspraak: hoe goed het vertrouwen ook is, spreek bij het verstrekken van gelden altijd af wat precies de voorwaarden zijn voor de totstandkoming en de handhaving van het pandrecht en geef de pandhouder de mogelijkheid de vinger aan de pols te houden. Dat voorkomt in moeilijke tijden dat een financier zich geconfronteerd ziet met zekerheden die door de kredietnemer zijn uitgehold.
Dit artikel is eveneens geplaatst op www.accountant.nl, waar Xander Blokzijl, Joop Werner en Vincent van Werkhoven maandelijks een voor de praktijk actuele of knellende ondernemingsrechtelijke kwestie behandelen.
T: + 31(0)10 277 03 00