De rol van een strafrechtelijke veroordeling bij het overtrederschap in artikel 13 Wbb
Jelle Kuijer | 22 maart 2023 | Leestijd: ongeveer 2 minuten
Op 7 september 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een interessante uitspraak gedaan, waarin zij een oordeel geeft, over de mate van betrokkenheid bij de productie van drugs en een strafrechtelijke veroordeling daarvoor, bij de beoordeling of de zorgplicht in artikel 13 Wet bodembescherming (Wbb) is overtreden en kostenverhaal mogelijk is.
In deze uitspraak waren twee overtreders, allebei strafrechtelijk veroordeeld voor betrokkenheid bij het maken van drugs in een drugslaboratorium op een oude stooklocatie in Hardenberg, allebei aangemerkt als overtreder van de voor een ieder geldende zorgplicht in artikel 13 Wbb, om een bodemverontreiniging door eigen toedoen te voorkomen, beperken en/of ongedaan te maken. De overtreders meende dat zij ten onrechte als overtreder van artikel 13 Wbb waren aangemerkt, omdat zij niet verantwoordelijk waren voor de bodemverontreiniging gelet op hun beperkte betrokkenheid en aanwezigheid bij het drugslaboratorium. Zij zouden slechts enkele bakken hebben schoongemaakt en alleen maar als chauffeur hebben opgetreden, waardoor het onwaarschijnlijk was dat zij de bodemverontreiniging zouden hebben veroorzaakt.
Voor de beoordeling of iemand overtreder is van de zorgplicht in artikel 13 Wbb geldt de volgende (bekende) toetsingsmaatstaf:
“Iemand is overtreder van de zorgplicht in artikel 13 Wbb, als diegene zelf handelingen heeft verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 Wbb of als die handelingen aan hem kunnen worden toegerekend (bijvoorbeeld omdat die voor hem, ten behoeve van hem, of onder zijn verantwoordelijkheid zijn verricht) en hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast. Dan rust op hem de plicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de verontreiniging of aantasting te voorkomen of ongedaan te maken.’ Bij de toetsingsmaatstaf geldt verder nog het volgende uitgangspunt: ‘De zorgplicht in artikel 13 Wbb richt zich niet alleen op degene die feitelijk in staat is de verontreiniging te voorkomen en/of ongedaan te maken, maar ook op degene die handelingen verricht of nalaat die de aanmerkelijke kans op overtreding van de zorgplicht in artikel 13 Wbb vergroten.”
Met in achtneming van de toetsingsmaatstaf, oordeelde de Afdeling dat de twee overtreders artikel 13 Wbb hebben overtreden en zij derhalve aangeschreven kunnen worden tot bodemsanering (en kostenverhaal mogelijk is), omdat in rechte vaststaat dat zij betrokken waren bij drugsproductie in een drugslaboratorium. Volgens de Afdeling speelt de mate van betrokkenheid bij de drugsproductie namelijk geen rol bij het antwoord op de vraag of iemand overtreder is van artikel 13 Wbb. Volgens de Afdeling maakt het verder ook niet uit of er meerdere daders betrokken zijn bij de bodemverontreiniging.
Deze uitspraak maakt maar weer eens duidelijk dat overheden niet te snel moeten afzien van kostenverhaal bij gedumpt drugsafval op grond van artikel 13 Wbb. Zij moeten bedacht zijn op de mogelijkheid van het aanschrijven van meerdere overtreders, waarbij gebruik gemaakt kan worden van een strafrechtelijke veroordeling ter onderbouwing dat artikel 13 Wbb door hen is overtreden.
Onze advocaat Jelle Kuijer bespreekt deze uitspraak uitgebreider in dit artikel in het tijdschrift Vastgoedrecht.
Heeft u vragen? Neem gerust contact met ons op.
Volg Schaap Advocaten Notarissen op LinkedIn.
T: + 31(0)10 277 03 00