Eikenkap mag mits deze pas plaatsvindt na onherroepelijkheid verkeersbesluit, geen aantasting waarde voor leefbaarheid
Hoger beroep tegen in stand laten van vergunningverlening kap dertien eiken wegens verkeersbesluit. Standaardvoorwaarde dat pas gebruik van vergunning nadat deze onherroepelijk is geworden is niet opgenomen. Dat gebrek is geheeld door toezegging college dat hij niet kapt zolang er geen duidelijkheid is over het verkeersbesluit. Voorts geen sprake van aantasting waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand, nu bomen geen deel uitmaken van andere groep bomen die als gevolg van de kap schade ondervinden.
Artikelen: 4:8 en 4:12 APV Geldrop-Mierlo, 2.2 Wabo, 6:22 Awb
Het college verleent een kapvergunning voor dertien eiken. De kap houdt verband met een verkeersbesluit dat nog niet onherroepelijk is. De Bomenstichting maakt bezwaar.
Het bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep verklaart de rechtbank het beroep gegrond, maar zij laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Daartegen richt zich het hoger beroep. De Bomenstichting betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college aan de vergunningverlening de standaardvoorwaarde had moeten verbinden dat de vergunning niet mag worden gebruikt totdat deze onherroepelijk is. Zij verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2833.
Afdeling
De Afdeling verwijst naar het bepaalde in artikelen 2.2 Wabo en 4:8 en 4:12 APV.
Het college heeft ter zitting gesteld dat de verwijzing naar de uitspraak van 30 juli 2014 doel treft. Het college verzoekt de Afdeling echter het gebrek te passeren met toepassing van 6:22 Awb. De bomen zijn nog niet gekapt en het college gaat ook niet tot kap over zolang geen duidelijkheid bestaat over het verkeersbesluit. De Bomenstichting is dan ook niet in haar belangen geschaad, aldus het college. Daarom acht de Afdeling het beroep van de Bomenstichting op dit punt ongegrond.
In artikel 4:8 APV staat dat het college een vergunning kan weigeren vanwege de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Daarbij gaat het om de waarde van de houtopstand en niet de leefbaarheid. Volgens het college is geen sprake van aantasting van de leefbaarheid van de houtopstand, nu de bomen geen deel uitmaken van een andere groep bomen die als gevolg van de kap schade zullen ondervinden. De Bomenstichting is het met die uitleg eens, zodat de Afdeling, die de toelichting van het college niet onredelijk acht, het hoger beroep ook op dit punt gegrond acht.
Of de bomen gekapt gaan worden is, nog niet duidelijk: er bestaat namelijk nog geen duidelijkheid over het verkeersbesluit (Afdeling 7 juni 2017, ECLI: NL:RVS:2017:1456).
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
T: + 31(0)10 277 03 00