Gebruik woning door anderen tijdens vakantie: geen gebruiksintensivering of -wijziging, overgangsrecht bestemmingsplan van toepassing

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3570

Bewoning recreatiewoning voordat vigerend bestemmingsplan van toepassing was. Verblijf appellant in buitenland gedurende enkele maanden per jaar en dan gebruik woning door anderen (al dan niet tegen vergoeding) is geen planologische relevante wijziging of vergroting van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik. Woning is steeds gebruikt voor permanente bewoning. Ruimtelijke uitstraling daarom niet gewijzigd. Conclusie: geen intensivering of wijziging gebruik na van kracht worden huidig bestemmingsplan, overgangsrecht van toepassing, geen handhaving.

Artikelen: regels bestemmingsplan; 5:31d, 5:32, 5:37, 5:39 Awb; 2.1, lid 1, sub c Wabo.

Handhavend optreden bestuursorgaan (last onder dwangsom) tegen het permanent bewonen van een tweetal recreatiewoningen. Een woning wordt al permanent bewoond vóór het van toepassing zijn van het huidige bestemmingsplan. Bij de andere woning is het permanente gebruik pas daarna begonnen.

De bewoner van de ene woning doet beroep op het overgangsrecht in het bestemmingsplan. De andere bewoner beroept zich op humane gronden: de bewoner heeft gezondheidsproblemen.

Afdeling
Het beroep van de bewoner op het overgangsrecht slaagt. Vast staat dat de bewoner de woning al in strijd met het vorige bestemmingsplan permanent bewoonde en dat is voldaan aan het overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan. Vraag is vervolgens of het strijdige gebruik onder het voorheen geldende bestemmingsplan of onder het huidige bestemmingsplan is geïntensiveerd. Daarvan is op grond van de voorheen geldende bestemmingsplanregels sprake als het met het bestemmingsplan strijdige gebruik is gewijzigd en de strijdigheid daardoor is vergroot. Tevens is daarvan conform vigerend bestemmingsplan sprake als het met het plan strijdige gebruik is veranderd, tenzij de afwijking hierdoor is verkleind. Appellant heeft gesteld dat hij jaarlijks een paar maanden in het buitenland verblijft en dat gedurende die periode anderen (al dan niet tegen vergoeding) gebruik maken van de woning. Een aantal van die personen hebben op het adres van de woning langere of kortere tijd ingeschreven gestaan in de gemeentelijke basisadministratie. Volgens de Afdeling maakt dat niet dat sprake is van een planologisch relevante wijziging of intensivering van het gebruik. De woning is steeds gebruikt voor permanente bewoning en de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik is niet veranderd, ook niet indien de andere personen een vergoeding betaalden aan de bewoner. De bewoner komt daarom beroep toe op het huidige en voorheen geldende overgangsrecht en het college van Putten is niet bevoegd tot handhaving.

De bewoner die beroep doet op gezondheidsredenen komt er minder goed vanaf. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4401 en oordeelt dat medische omstandigheden alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kunnen leiden tot het oordeel dat van handhaving moet worden afgezien. Die omstandigheden treden hier niet op, zodat het hoger beroep ongegrond is en de dwangsom terecht is opgelegd (en ingevorderd).

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.