Geen dringende reden voor ontslag op staande voet. Billijke vergoeding
Samenvatting uitspraak Rechtbank Midden Nederland, 11 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2218
Op 23 augustus 2016 is werknemer bij werkgeefster in dienst getreden. Werknemer was laatstelijk werkzaam als Adviseur tegen een salaris van € 1.600,– bruto per maand. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, waarbij de einddatum op 22 maart 2017 is gesteld. Op 5 december 2016 heeft werkgeefster aan werknemer een officiële waarschuwing gegeven. Op 18 januari 2017 heeft werkgeefster werknemer op staande voet ontslagen. In de brief van 18 januari 2017 heeft werkgeefster aan werknemer meegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen, omdat hij de binnen werkgeefster geldende regels niet in acht heeft genomen en disfunctioneert. Dit wordt toegelicht aan de hand van een drietal zaken, te weten: (i) het hebben van een extreem hoog annuleringspercentage, (ii) klachten van klanten over werknemer en (iii) het niet houden aan de overeengekomen werktijden en uren, door in week 2 slechts 20 uur in plaats van 40 uur te werken. Kern van het geschil is de vraag of er een dringende reden ten grondslag ligt aan het door werkgeefster op 18 januari 2017 gegeven ontslag op staande voet.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De in de ontslagbrief opgegeven redenen kunnen het ontslag op staande voet niet rechtvaardigen. Wat betreft de verwijten van werkgeefster aan werknemer over zijn veel te hoge annuleringspercentages en daarmee verband houdende klachten van klanten geldt dat een ontslag op staande voet in dergelijke gevallen niet het geëigende middel is. Bij het constateren van disfunctioneren ligt het op de weg van de werkgever om met de betrokken werknemer het gesprek aan te gaan over diens functioneren en, indien dit niet op het gewenste niveau is, met de werknemer duidelijke (schriftelijke) afspraken te maken hoe het functioneren kan worden verbeterd en om, zo nodig, begeleiding en een verbetertraject aan te bieden. Bovendien zal de werkgever de werknemer er in niet mis te verstane woorden op moeten wijzen dat het voortzetten van de arbeidsrelatie in het geding komt indien de werknemer er niet in slaagt, ondanks de geboden middelen, het functioneren op het gewenste niveau te brengen. Werkgeefster heeft werknemer op 5 december 2016 wel een schriftelijke waarschuwing gegeven, waarin zij tevens opmerkt dat bij een herhaald te hoog annuleringspercentage een ontslag op staande voet zal worden gegeven, maar dat is beslist te kort door de bocht. Werkgeefster heeft werknemer geen verbeterkans gegeven. Het opgegeven feitencomplex kwalificeert dan ook niet als dringende reden. De kantonrechter wijst de billijke vergoeding toe en sluit voor wat betreft de hoogte aan bij het loon inclusief vakantietoeslag dat werknemer zou hebben ontvangen indien de arbeidsovereenkomst op 22 maart 2017 van rechtswege zou zijn geëindigd.
Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 10 mei 2017 (SmartNewz AR 2017/2380)
T: + 31(0)10 277 03 00