Geen overeenstemming over de essentialia levert geen bindende arbeidsovereenkomst op
Samenvatting uitspraak Rechtbank Amsterdam (Kantonrechter, voorzieningenrechter), 16 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1018
Sollicitant is vanaf 2001 tot en met 2014 werkzaam geweest bij Ketchum en haar rechtsvoorgangsters. Eind 2016 hebben tussen sollicitant en Ketchum gesprekken plaatsgevonden waarbij een arbeidsovereenkomst tussen partijen aan de orde is gekomen. Op 22 december 2016 heeft Ketchum per e-mail een voorstel gedaan: indiensttreding per 1 februari 2017 voor de duur van zes maanden in de functie van Director tegen een bruto maandsalaris van € 10.000,=, exclusief leasevergoeding en 8% vakantiegeld. Naar aanleiding van deze e-mail heeft sollicitant telefonisch contact gehad met Ketchum en aangegeven dat hij graag een contract voor één jaar ziet in de functie van Managing Director NL in combinatie met een bonusregeling. Op 23 december 2016 heeft Ketchum medegedeeld dat zij graag nog op 6 januari 2017 een gesprek wilde tussen sollicitant en mw. X. Daaraan wil sollicitant alleen meewerken op voorwaarde dat het uitsluitend een kennismakingsgesprek zou zijn, aan welke voorwaarde Ketchum niet wilde voldoen. Dit gesprek heeft nimmer plaatsgevonden. Op 10 januari 2017 heeft Ketchum aan sollicitant bevestigd dat géén sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Sollicitant is op 1 februari 2017 niet in dienst getreden bij Ketchum.
Sollicitant stelt zich op het standpunt dat partijen het eens waren over de essentialia van de arbeidsovereenkomst en dat er derhalve een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. In kort geding vordert sollicitant primair nakoming van de arbeidsovereenkomst en subsidiair (onder meer) veroordeling van Ketchum tot het alsnog sluiten van de arbeidsovereenkomst op straffe van een dwangsom. De kantonrechter komt tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat overeenstemming is bereikt over de essentiële onderdelen van de arbeidsovereenkomst. De reactie van sollicitant op het voorstel kan in redelijkheid niet als een ondubbelzinnige aanvaarding van het aanbod worden aangemerkt. Uit de overige omstandigheden kan evenmin worden afgeleid dat sollicitant ondubbelzinnig akkoord is met het voorstel. Ketchum heeft aangegeven dat voordat een arbeidsovereenkomst definitief tot stand komt, een uitgebreid traject wordt doorlopen en er pas een overeenkomst is als deze door beide partijen is getekend. Sollicitant is van dit gebruik op de hoogte, nu hij zelf in 2012 met een kandidaat een dergelijk procedure heeft doorlopen. Het voorgestelde gesprek tussen sollicitant en mw. X is geen onredelijk wens van Ketchum. De door sollicitant aan dit gesprek verbonden voorwaarde, dat het uitsluitend een kennismakingsgesprek zou zijn, is onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter niet als redelijk aan te merken, te meer nu van de zijde van Ketchum op dat moment nog op geen enkele wijze was teruggekomen op het aanbod van 22 december 2016. De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat er tussen partijen wilsovereenkomst is bereikt over de arbeidsovereenkomst. Ook acht de kantonrechter niet aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de onderhandelingen moeten worden voortgezet, onder meer omdat het sollicitant is geweest die de onderhandelingen heeft bemoeilijkt, door een voorwaarde te stellen aan de gesprekken. De vorderingen van sollicitant worden afgewezen.
Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 23 februari 2017 (SmartNewz AR 2017/972)
T: + 31(0)10 277 03 00