Geen sprake van ‘dove gevel’ bij appartementen in bestaand complex naast inrichting
Omgevingsvergunning voor bouw tien appartementen in strijd met bestemmingsplan in bestaand complex. Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de motivering dat sprake zou zijn van een dove gevel gebrekkig is. Uit bouwtekening en opmerkingen vergunninghouder blijkt niet dat ramen gevel niet of slechts bij uitzondering open kunnen: geen sprake van dove gevel.
Artikelen: 3:2, 3:46, 6:19, 6:24 Awb; 2.1, 2.12 Wabo; 4 aanhef en sub 9 bijlage II Bor; 1 en 1b Wgh
Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van tien appartementen in een bestaand bouwwerk (in strijd met het bestemmingsplan). Naast dat bouwwerk is een aannemersbedrijf gevestigd, die vreest voor beperking van zijn bedrijfsvoering.
De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van de aannemer tegen de vergunningverlening gegrond verklaard en geoordeeld dat de motivering dat sprake was van een dove gevel onvoldoende was. Daarop heeft het college een nieuw besluit genomen waarin het met verbeterde motivering de vergunning heeft verleend.
Vergunninghouder heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en stelt dat het al dan niet aanwezig zijn van een dove gevel niet van belang is voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het appartementengebouw. Er is immers al sprake van een geluidgevoelige bestemming op de locatie.
Aannemer is in het geweer gekomen tegen de verbeterde vergunning en stelt dat het bouwplan niet ruimtelijk aanvaardbaar is, nu geen sprake is van een dove gevel.
ABRVS:
De Afdeling oordeelt dat de gronden waarop het appartementsgebouw staat de bestemming “maatschappelijke doeleinden” hebben. Geluidgevoelige bestemmingen als zorg en onderwijs zijn toegestaan, maar wonen niet. Het college dient dan ook te beoordelen of het gebruik voor wonen ruimtelijk aanvaardbaar acht. Daarbij kan het college, ook wat betreft geluid, tot een andere afweging komen dan voor de toegestane geluidgevoelige bestemmingen. Het college heeft geoordeeld dat een van de gevels een dove gevel betreft en heeft daarom geconcludeerd dat het bouwplan op het gebied van geluid aanvaardbaar is. De rechtbank heeft terecht beoordeeld of die motivering deugdelijk is. De gestelde omstandigheid dat het appartementsgebouw op grond van de ruimtelijke onderbouwing niet in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening, betekent niet dat de rechtbank voorbij had moeten gaan aan het motiveringsgebrek of de rechtsgevolgen in stand had moeten laten. Het beroep van vergunninghouder is ongegrond.
Over de na het oordeel van de rechtbank verleende vergunning oordeelt de Afdeling dat het college ten onrechte heeft gevaren op de geluidrapportage van Peutz. Artikel 1b, lid 4 Wet geluidhinder geeft een definitie van een dove gevel: een bouwkundige constructie waarin geen of alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn. De gevel waarvan het college heeft geoordeeld dat het een dove gevel betreft, heeft ramen en vergunninghouder heeft bevestigd dat deze open kunnen. Uit de tekeningen blijkt niet dat de ramen slechts bij uitzondering open kunnen. In het rapport van Peutz is dan ook ten onrechte aangenomen dat de gevel als dove gevel heeft te gelden en dat overschrijdingen van de grensgeluidswaarden daarom buiten beschouwing kunnen blijven. Het beroep van aannemer is gegrond.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
T: + 31(0)10 277 03 00