Intensievere bouw maakt bestemmingsplan niet ruimtelijk onaanvaardbaar; geen funderingseisen in omgevingsvergunning want geen specifiek risico

Vaststelling van een bestemmingsplan en verlening van een omgevingsvergunning voor twaalf woningen. Klachten over inspraak ongegrond, want inspraak is geen deel bestemmingsplanprocedure. Omgeving van het plangebied niet onevenredig aangetast door woningbouw: intensievere en andere bouw maakt de gekozen invulling niet reeds onaanvaardbaar. Uitgangspunt dat bij verlening omgevingsvergunning geen sprake was van een specifiek risico op schade als gevolg van de bouwwerkzaamheden, zodat geen eisen zijn gesteld aan de wijze van fundering, is niet onredelijk.

Artikelen: 3.1, 3.30 Wro, 2:1 Wabo

De gemeenteraad van Reimerswaal heeft een bestemmingsplan vastgesteld. Daarna heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van twaalf woningen. Een omwonende heeft bezwaar. Hij stelt beroep in tegen beide besluiten en verzoekt om een voorlopige voorziening.

De argumenten van verzoeker hebben betrekking op de inspraakprocedure, de aantasting van de leefomgeving en het feit dat verzoeker schade voorziet, nu in de besluitvorming geen regels staan over de wijze van heien.

Voorzieningenrechter Afdeling
De voorzieningenrechter stelt vast dat de inspraak geen onderdeel uitmaakt van de bestemmings­plan­procedure in de Wet ruimtelijke ordening.

Van een ernstige aantasting van het dorpse, open en groene karakter van de omgeving is volgens de voorzieningenrechter geen sprake. De woningtypen betreffen eengezinswoningen van twee bouwlagen met een kap en levensloopbestendige woningen van één laag met kap. Tegenover bestaande vrijstaande woningen komen woningen met maximaal één bouwlaag, die trapsgewijs verspringen, zodat geen aaneengesloten vlakke wand ontstaat. De omgeving van het plangebied wordt daarom niet onevenredig aangetast: een intensievere en andere bebouwing van het plangebied dan voorheen, leidt niet reeds daarom tot ruimtelijke onaanvaardbaarheid.

Wat de voorschriften voor de wijze van heien betreft: daarvoor in is een bestemmingsplan geen mogelijkheid. In de omgevingsvergunning heeft het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht geen eisen aan de heiwijze gesteld, nu geen sprake is van een specifiek risico op schade als gevolg van de bouwwerkzaamheden. De geplande werkzaamheden vinden immers op ca. 15 m afstand van de bestaande bebouwing plaats en er hoeft niet door dragende grondlagen te worden geheid, waardoor minder trillingen zullen optreden dan gebruikelijk.

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.