Inzage van schuldeisers in de administratie van de gefailleerde vennootschap
Curatoren krijgen dikwijls het verzoek van schuldeisers om inzage te verlenen in de administratie van een gefailleerde vennootschap. De reden van een dergelijk verzoek kan zijn gelegen in het feit dat een schuldeiser wenst te onderzoeken in hoeverre de administratie van de gefailleerde vennootschap aanknopingspunten biedt om een bestuurder aan te spreken. Dat zou het geval kunnen zijn indien er aan de zijde van een schuldeiser aanwijzingen zijn dat de bestuurder bijvoorbeeld onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
De wet biedt schuldeisers de mogelijkheid om van de curator te verlangen dat er inzage in administratie van de gefailleerde vennootschap wordt verstrekt (artikel 3:15j BW). Echter, de wet stelt hier wel voorwaarden aan. Schuldeisers moeten in ieder geval een rechtstreeks en voldoende belang bij inzage van de boeken en bescheiden hebben. Maar wanneer is nu sprake van een rechtstreeks en voldoende belang?
De Hoge Raad heeft zich zeer recent over deze vraag gebogen en kwam tot het oordeel dat een schuldeiser een rechtstreeks en voldoende belang heeft als deze inzage in de boekhouding verlangt om zijn rechtsbetrekking met de gefailleerde vennootschap nader vast te doen stellen[1].
In deze aan de Hoge Raad voorgelegde zaak wenste een schuldeiser van de curator inzage in de administratie van de gefailleerde vennootschap te verkrijgen. De reden hiervoor was dat de schuldeiser stelde dat onder meer de bestuurder verweten kon worden dat haar vorderingen niet verhaalbaar waren. Om de aansprakelijkheid van de bestuurder nader te onderbouwen wilde de schuldeiser onderzoek naar de administratie van de gefailleerde vennootschap verrichten. Het Hof wees het verzoek van de schuldeiser toe omdat zij vond dat er sprake was van een voldoende en rechtstreeks belang aan de zijde van de schuldeiser. De Hoge Raad beantwoordt vervolgens de rechtsvraag wanneer nu sprake is van een rechtstreeks en voldoende belang.
Van een rechtstreeks en voldoende belang is sprake wanneer een schuldeiser zijn rechtsbetrekking met de gefailleerde vennootschap zelf wil vaststellen. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien het verzoek tot doel heeft om hoogte, aard of inhoud van de vordering vast te stellen. De Hoge Raad merkt verder op dat inzage van de curator niet kan worden gevorderd indien inzage wordt verlangd met het oog op een mogelijk door de schuldeiser in te stellen vordering tegen een derde, bijvoorbeeld de bestuurder van de gefailleerde vennootschap. In dat geval, zo oordeelt de Hoge Raad, ontbreekt een rechtstreeks en voldoende belang.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr M.H. Janssen.
[1] Hoge Raad 8 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:612)
T: + 31(0)10 277 03 00