Kinderalimentatie en het kindgebonden budget in 2016
Alweer ruim een jaar geleden, namelijk op 1 januari 2015, is er een groot aantal fiscale regelingen die bedoeld waren als (inkomens)ondersteuning voor ouders met minderjarige gewijzigd dan wel afgeschaft.
In een eerder artikel (Wijzigingen in de fiscale kindregelingen per 1 januari 2015) heb ik de belangrijkste wijzigingen op een rij gezet. Gedurende het afgelopen jaar heeft in het bijzonder de verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders tot veel wijzigingsprocedures van kinderalimentatie geleid. In dit artikel geef ik een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen en de huidige stand van zaken met betrekking tot dit onderwerp.
Het kindgebonden budget is in 2009 ingevoerd als tegemoetkoming in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen. Vooral voor de lagere inkomenscategorieën. Of en zo ja tot welk bedrag er recht bestaat op kindgebonden budget is afhankelijk van het inkomen van de ouder(s), het aantal (minderjarige) kinderen dat binnen het gezin opgroeit en de leeftijd van de kinderen. Alleenstaande ouders kunnen vanaf 1 januari 2015 daarnaast ook aanspraak maken op de zogenoemde alleenstaande ouderkop. Een verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders.
Al sinds de invoering van het kindgebonden budget in 2009 wordt daar bij de vaststelling van alimentatie rekening mee gehouden. In eerste instantie gebeurde dit door het te ontvangen kindgebonden budget op te tellen bij het netto inkomen van de desbetreffende ouder. Vervolgens werd op basis van het aldus becijferde netto inkomen de draagkracht van die ouder berekend. Hierin is per 1 januari 2013 wijziging gekomen. In het rapport van de werkgroep Alimentatienormen dat aan zowel rechters als advocaten richtlijnen geeft voor de wijze van berekening van kinder- en partneralimentatie, is vanaf 1 januari 2013 de aanbeveling opgenomen om het kindgebonden budget niet meer aan de inkomstenzijde op te nemen in de berekening, maar in aanmerking te nemen bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen.
De kosten van de kinderen (de behoefte) worden vastgesteld op basis van tabellen. De kosten van de kinderen zijn daarin gerelateerd aan het netto besteedbaar gezinsinkomen van de ouders tijdens de relatie, het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen. In die tabellen is al rekening gehouden met de te ontvangen kinderbijslag. Omdat de aanspraak op kindgebonden budget na een scheiding afhankelijk is van het inkomen van de ouder bij wie het kind het hoofdverblijf heeft, werd het kindgebonden budget niet in de tabellen verwerkt. Aanbevolen werd om, als er recht bestond op kindgebonden budget, het te ontvangen bedrag aan kindgebonden budget in mindering te brengen op de kosten van de kinderen zoals die conform de tabel waren vastgesteld. Met andere woorden, het kindgebonden budget verminderde de behoefte van de kinderen.
Na de invoering van de alleenstaande ouderkop was het totale bedrag aan kindgebonden budget in een aantal gevallen zelfs gelijk aan of hoger dan de kosten van de kinderen zoals berekend op basis van de gangbare tabellen.
Deze wijze van berekenen van de behoefte heeft in veel gevallen dan ook geleid tot een (aanzienlijke) verlaging of zelfs nihilstelling van de verschuldigde kinderalimentatie. Als de behoefte van de kinderen (grotendeels) werd gedekt door het kindgebonden budget, werd er aan de alimentatieplichtige ouder geen bijdrage opgelegd. Ook niet als hij/zij een goed inkomen had en in staat was om een bijdrage te voldoen.
Dit werd door een velen als een ongewenst gevolg van de invoering van de alleenstaande ouderkop beschouwd. Het kindgebonden budget was immers bedoeld als inkomensondersteuning voor (alleenstaande) ouders. Maar door de verlaging van de kinderalimentatie, die daarvan het onbedoelde gevolg was, gingen de betreffende ouders er juist financieel niet op vooruit. En het was toch niet de taak van de overheid maar van de ouders zelf om te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen? Om deze redenen werden de richtlijnen in 2015 niet (meer) door alle rechters toegepast. Bij een aantal rechtbanken werd wel het gewone kindgebonden budget in mindering gebracht op de behoefte van de kinderen, maar niet de alleenstaande ouderkop. Terwijl andere rechtbanken de kinderalimentatie wel geheel conform de richtlijnen vaststelden. Het was dus afhankelijk van de rechtbank waar men procedeerde of en zo ja in hoeverre er bij de vaststelling van kinderalimentatie rekening werd gehouden met het kindgebonden budget, althans de alleenstaande ouderkop.
Om een einde te maken aan de onduidelijkheid en de ongelijkheid heeft het Gerechtshof Den Haag in een bij haar in behandeling zijnde zaak een aantal prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de wijze waarop bij de vaststelling van kinderalimentatie rekening dient te worden gehouden met het kindgebonden budget en of er daarbij onderscheid dient te worden gemaakt tussen het gewone kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop.
De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3011) – kort samengevat – geoordeeld dat het kindgebonden budget niet in mindering dient te worden gebracht op de behoefte van de kinderen. En dat er daarbij geen onderscheid dient te worden gemaakt tussen het gewone kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop. “Het kindgebonden budget dient in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.” Aldus de Hoge Raad.
De richtlijnen voor de berekening van alimentatie zijn inmiddels aangepast aan de uitspraak van de Hoge Raad. Thans wordt aanbevolen om het kindgebonden budget op te tellen bij het netto inkomen van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Op basis van dat inkomen, dus het inkomen inclusief het kindgebonden budget, wordt vervolgens de draagkracht van de desbetreffende ouder berekend.
Hiermee lijkt echter – helaas – nog niet alle onduidelijkheid verdwenen. Het is namelijk nog niet duidelijk of en zo ja in hoeverre de uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2015 van invloed is op alimentatieverplichtingen die in de periode van 1 januari 2013 tot 9 oktober 2015 zijn vastgesteld. In veel gevallen zal daarbij, conform de richtlijnen die destijds van toepassing waren, het kindgebonden budget volledig in mindering zijn gebracht op de behoefte van de kinderen.
Omdat de ervaring leert dat veel ouders het belangrijk vinden dat de alimentatie in overeenstemming is met de wettelijke uitgangspunten en de richtlijnen, zou de uitspraak van de Hoge Raad ertoe kunnen leiden dat ouders alimentatieverplichtingen die in de periode van 2013 tot oktober 2015 zijn vastgesteld aan willen passen aan de huidige richtlijnen. Het is in beginsel de verantwoordelijkheid van de ouders om, in voorkomend geval onder begeleiding van bijvoorbeeld een advocaat/mediator, zelf afspraken te maken over de verdeling van de kosten van de kinderen. Maar door alle wijzigingen is het er voor ouders de afgelopen jaren niet duidelijker op geworden, waardoor het voor hen vaak moeilijker is om samen afspraken te maken over (een wijziging van) de kinderalimentatie. De uitspraak van de Hoge Raad zou dus zomaar opnieuw kunnen leiden tot een groot aantal wijzigingsprocedures teneinde de kinderalimentatie in overeenstemming te laten brengen met de huidige richtlijnen.
Indien u vragen hebt over dit artikel en/of andere vragen met betrekking tot echtscheiding, scheidingsmediation, alimentatie etc., kunt u contact opnemen met Mr M.L. (Manon) Groeneveld.
T: + 31(0)10 277 03 00