Kortsluiting door voorzieningenrechter: geen verschoonbare termijnoverschrijding bezwaar, beroep ongegrond
Rechtbank Midden-Nederland 14 februari 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:550
Omgevingsvergunning oprichting zorg- en cultuurgebouw en 92 zorgappartementen. Bezwaar na afloop bezwaartermijn. Geen verschoonbare termijnoverschrijding, bezwaar niet-ontvankelijk, beroep ongegrond.
Artikelen: 2.1, lid 1, sub a en 2.2, 3.9, lid 1, sub a Wabo; 1:2, 3:41, 6:7, 6:8, 6:11, 8:86 Awb.
Op 11 juni 2017 heeft Stichting Esseboom aan het college van burgemeester en wethouders van Laren vergunning gevraagd voor het oprichten van een zorg- en cultuurgebouw en 92 zorgappartementen, de kap van 233 bomen, de aanleg van in-en uitritten en plaatsing van een vlaggenmast.
Het college heeft de aanvraag op 14 juli 2017 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
Bij besluit van 10 juli 2017 heeft het college de vergunning verleend en toegezonden aan de aanvrager. Op 28 juli 2017 heeft het college de vergunning bekendgemaakt in het Gemeenteblad, met de mededeling “verleende omgevingsvergunning (….), verzonden 10 juli 2017.”
Het bezwaarschrift dateert van 31 augustus 2017, ontvangen op 1 september 2017. Het college heeft het bezwaar, vanwege termijnoverschrijding en ontbreken van belanghebbendheid van bezwaarden, niet-ontvankelijk verklaard.
Bezwaarden gaan in beroep. Zij menen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu zij ervan mochten uitgaan dat de vergunningverlening van 28 juli 2017 dateerde: in de kennisgeving staat volgens eisers niet wanneer de bezwaartermijn begint of eindigt, noch hoe en wanneer vergunningverlening heeft plaatsgevonden. De mededeling “verzonden 10 juli 2017” is onduidelijk, nu die datum ligt voor de publicatie van de aanvraag, terwijl niet blijkt wat is verzonden. Bezwaarden doen beroep op artikel 3.9 Wabo.
Rechtbank
Het besluit is op 10 juli 2017 overeenkomstig artikel 3:41 Awb bekendgemaakt. De bezwaartermijn is aangevangen op 11 juli 2017 (artikel 6:8 Awb). De laatste dag van de bezwaartermijn is 21 augustus 2017: het bezwaar is te laat ingediend.
De bekendmaking van 28 juli 2017 is een mededeling, niet een bekendmaking in de zin van artikelen 6:8 en 3:41 Awb. De tekst van de bekendmaking is juist en duidelijk. Dat er ‘verzonden’ staat in plaats van ‘bekendgemaakt’ maakt niet dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Voor ondersteuning van dat oordeel verwijst de voorzieningenrechter naar uitspraken van de Afdeling van 14 mei 2014 en 14 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2014:1715 en ECLI:NL:RVS:2015:2674).
Eisers stellen, met verwijzing naar jurisprudentie, vergeefs dat de publicaties niet burgervriendelijk waren.
Bij de Afdelingsuitspraak van 22 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ2796, had de publicatie na het verstrijken van de bezwaartermijn plaatsgevonden. Dat is geen vergelijkbare kwestie.
Bij Afdelingsuitspraak van 5 augustus 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ4631, was anders dan hier de indruk gewekt dat de bezwaartermijn gelijk was aan de termijn voor terinzagelegging.
De uitspraak van de Centrale Raad van beroep van 7 december 2011, ECLI:CRVB:2011:BU7219, bevatte anders dan hier een onduidelijkheid over het einde van de van de bezwaartermijn die gelijk leek aan de eerste dag van die termijn.
In CRvB 5 juli 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB0092, had de bezwaarde per brief te horen gekregen dat hij binnen zes weken na een bepaalde datum op het primaire besluit mocht reageren. Een dergelijke brief is hier niet verzonden.
De Afdelingsuitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:271, betrof een kwestie waarin bij brief werd verwezen naar een ander besluit, waarmee, anders dan hier, de indruk werd gewekt dat rechtsmiddelen tegen dat andere besluit mogelijk waren.
De jurisprudentie is niet vergelijkbaar, de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
T: + 31(0)10 277 03 00