Last onder dwangsom? Reageer op tijd!
Ellen Lohr-Henket | 11 mei 2020 | Leestijd: ongeveer 4 minuten
Samenvatting: Als u een last onder dwangsom heeft gekregen en u het daarmee oneens bent, reageer dan op tijd en wacht niet af tot de overheid overgaat tot het daadwerkelijk invorderen van de dwangsom. Op dat moment hebben argumenten over bijvoorbeeld de hoogte van de dwangsom of de te korte termijn voordat deze werd verbeurd, in beginsel geen kans van slagen meer. Dat kan alleen in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld als duidelijk is dat er geen overtreding heeft plaatsgevonden of dat de aangesproken partij geen overtreder is.
Als u (of uw bedrijf) zich niet aan bepaalde regels houdt dan kan de overheid handhavend optreden. U ontvangt dan een besluit van het bestuursorgaan dat bevoegd is om in dat geval te handhaven, bijvoorbeeld een minister of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de gemeente. In dat besluit staat:
- welke regel u volgens het bestuursorgaan door welk handelen of nalaten heeft overtreden;
- dat, hoe en binnen welke termijn u dat moet herstellen (de ‘begunstigingstermijn’); en
- wat de sanctie is als u dat niet doet.
Die sanctie kan bijvoorbeeld een ‘last onder bestuursdwang’ of een ‘last onder dwangsom’ zijn.
- Bij een last onder bestuursdwang treedt het bestuursorgaan zelf op om de overtreding te herstellen of verdere overtreding te voorkomen. De kosten daarvan komen voor uw rekening.
- Bij een last onder dwangsom moet u een bepaald bedrag per verdere overtreding betalen (of per tijdseenheid of ineens)
Mogelijkheden tegen een last onder bestuursdwang of dwangsom
Binnen zes weken nadat u een last onder dwangsom of bestuursdwang heeft ontvangen kunt u bezwaar maken of beroep instellen tegen dat besluit. Daarin kunt u bijvoorbeeld stellen dat de last niet had mogen worden opgelegd omdat u de regels niet heeft overtreden, dat de termijn voor herstel te kort is of de dwangsom te hoog.
Het komt echter ook voor dat bedrijven niets doen nadat zij een besluit betreffende een last onder dwangsom of bestuursdwang hebben ontvangen. Zij wachten met handelen totdat het bestuursorgaan besluit om over te gaan tot het daadwerkelijk invorderen van de kosten/dwangsom(men). Voor dat invorderen neemt het bestuursorgaan weliswaar ook een besluit (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)), maar tegen dat besluit kunt u in beginsel niet alle inhoudelijke argumenten aanvoeren die u tegen de last onder dwangsom of bestuursdwang kon aanvoeren.
Als u bijvoorbeeld van mening bent dat de begunstigingstermijn (hersteltermijn) te kort was of dat de dwangsom veel te hoog was, zijn dit punten die u tegen de last onder dwangsom zelf kunt aanvoeren (het eerdere besluit), maar in beginsel niet tegen het latere invorderingsbesluit. Dat kan alleen in uitzonderingsgevallen, zoals in het geval dat duidelijk is dat er geen overtreding heeft plaatsgevonden of dat de aangesproken partij geen overtreder is. Dit is eind vorig jaar weer bevestigd in een uitspraak van de hoogste bestuursrechter, het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
Het devies luidt dus: reageer op tijd op een handhavingsbesluit en wacht niet af tot het moment van daadwerkelijke invordering van bedragen.
Voorbeeld uit de rechtspraak: varkenshouderij
In een uitspraak van 10 december 2019 heeft het CBb geoordeeld dat een varkenshouderij in het kader van een invorderingsbesluit na een last onder dwangsom niet met succes kon opkomen tegen de hoogte van de dwangsom. Het bevoegde gezag voor overtreding van regels was in dit geval de minister van landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister heeft negen overtredingen van regels geconstateerd bij de varkenshouderij.
Vervolgens heeft de minister in een last onder dwangsom maatregelen opgelegd vanwege die overtredingen. Tegen dat dwangsombesluit heeft de varkenshouderij niets ondernomen (geen bezwaar of beroep). De minister heeft na het opleggen van de last onder dwangsom diverse malen hercontroles uitgevoerd, waaruit is gebleken dat de meeste overtredingen niet op tijd zijn hersteld. Vervolgens heeft de minister besloten tot invordering van dwangsommen.
Tegen die invordering is de varkenshouderij opgekomen met het argument dat de hoogte van de dwangsom niet in redelijke verhouding staat tot de overtreding. Ook heeft zij aangevoerd dat de kosten voor herstel in combinatie met de dwangsommen zo hoog zijn, dat een bedrijfseconomisch gezonde bedrijfsvoering niet meer mogelijk zou zijn.
Oordeel CBb
Het CBb heeft geoordeeld dat de argumenten van de varkenshouderij zich richten tegen de hoogte van de dwangsommen. Die hoogte is echter vastgelegd in het eerdere besluit tot vaststellen van de last onder dwangsom, niet in het (latere) invorderingsbesluit. De last onder dwangsom is niet meer aantastbaar en in deze procedure niet aan de orde.
De varkenshouderij kan tegen het invorderingsbesluit in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom naar voren had kunnen brengen of heeft gebracht, aldus het CBb. Dat kan alleen in uitzonderingsgevallen, en daarvan is hier geen sprake volgens het CBb.
Andere bestuursrechters
Niet alleen het CBb, ook andere hoogste bestuursrechters (bevoegd in andere soorten zaken) zijn dit oordeel toegedaan. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hoogste rechter bij bijvoorbeeld omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen) 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466.
Heeft u vragen? Neem dan contact op met Ellen Lohr-Henket.
Volg Schaap Advocaten Notarissen op LinkedIn.
T: + 31(0)10 277 03 00