Limitatieve toetsing omgevingsvergunning opbouw: eventueel illegale aanbouw doet niet ter zake

Verlening omgevingsvergunning bouw van een opbouw op bijkeuken aan de achterkant van een woning en wijzigingsbesluit vergunning in verband met andere materiaalkeuze. Geen herhaalde aanvraag, besluitvorming voldoende zorgvuldig. Gelet op het limitatief-imperatieve stelsel van weigeringsgronden had het college geen mogelijkheid de omgevingsvergunning voor de opbouw te weigeren, omdat de aanbouw waarop de opbouw is voorzien illegaal zou zijn.

Artikelen: 3:2, 4:6, 6:12, 6:19, 6:24 Awb; 2.1, 2.10 Wabo

Het college van burgemeesters en wethouders van Rheden verleent op 9 mei 2016 een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo voor de bouw van een opbouw op de bijkeuken aan de achterkant van een woning. De buurman vreest gevaar voor instorting. Hij stelt dat niet aannemelijk is dat de fundering van de aanbouw het extra gewicht van de opbouw aankan. Er is niet voldaan aan het Bouwbesluit 2012.

Het college neemt een wijzigingsbesluit voor een lichtere uitvoering van de opbouw door het gebruik van andere materialen. Ook hier is de buurman het niet mee eens vanwege het gewicht van de opbouw. Voorts stelt hij dat de aanbouw waarop de opbouw is voorzien illegaal zou zijn en dat sprake zou zijn van een herhaalde aanvraag van dezelfde opbouw.

Afdeling
De Afdeling overweegt dat als tijdens een bezwaar-of (hoger)beroepsprocedure over een omgevingsvergunning een wijzigingsbesluit wordt genomen, op dit besluit artikel 6:19 Awb van toepassing is, mits de wijziging van ondergeschikte aard is. In dit geval is sprake van een wijziging van ondergeschikte aard: de aard, omvang en ruimtelijke uitstraling van de opbouw zijn niet ingrijpend gewijzigd. Het beroep van de buurman heeft daarom ook betrekking op het wijzigingsbesluit.

Er is geen sprake van een herhaalde aanvraag, nu de aanvraag waarop is besloten nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bevatte (ander materiaalgebruik opbouw).

De aanvraag moet worden beoordeeld op basis van de limitatieve weigeringsgronden van artikel 2.10 Wabo: bestemmingsplan, Bouwbesluit, gemeentelijke verordening en redelijke eisen van welstand. Geen van die gronden doet zich voor, zodat de omgevingsvergunning diende te worden verleend. De eventuele omstandigheid dat eventueel sprake zou zijn van een illegale aanbouw, doet niet ter zake in deze procedure. De aanvraag ziet enkel op de opbouw, niet op de aanbouw.

Het college was in dit geval niet gehouden om onderzoek te doen naar de juistheid van de in de aanvraag vermelde funderingsgegevens. De dikte van de vloer van de opbouw wijkt af van de aanvraag en de muur tussen beide panden rust deels op de fundering van de woning van de buurman, maar aan het Bouwbesluit wordt voldaan en de vloer kan de opbouw dragen zonder waarneembare zettingsverschillen tussen de panden. Onder die omstandigheden is geen sprake van een onvoldoende zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming.

Het hoger beroep is ongegrond.

Voor de volledige tekst van deze uitspraak klik hier, Afdeling 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1866

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.

Dit artikel is reeds eerder verschenen op Kluwer SmartNewz.