Nader onderzoek mogelijke negatieve effecten van geitenboerderij op volksgezondheid voordat verlening omgevingsvergunning
Tussenuitspraak vergunningverlening open stal in Q-koortshoudende geitenhouderij. GGD adviseert geen uitbreiding toe te staan zolang Q-koorts nog heerst (daarna alleen dichte stal). Provincie heeft in verordening de bouwstop voor geitenhouderijen verlengd. Verweerder had moeten onderzoeken of mogelijke negatieve effecten op de volksgezondheid zo groot kunnen zijn dat de vergunning moet worden geweigerd of dat nadere voorschriften ter voorkoming van gezondheidsrisico’s nodig zijn. De reeds opgenomen voorschriften betreffende hygiëne en beplanting zijn onvoldoende.
Artikelen: 3:2 en 3:46, 8:51a en 8:80a Awb; 2.6, 2.14 eerste lid onder a2 Wabo; 1.1, lid 2, sub a Wm
Vergunningverlening d.d. 14 mei 2013, met voorschriften voor beplanting en hygiëne, voor uitbreiding en verandering van een bestaande geitenhouderij in Haaren met gebruik van een open stalsysteem.
Op verzoek van het college van B&W van Haaren heeft GGD een geadviseerd over het volksgezondheidsaspect: geen uitbreiding toestaan zolang de Q-koorts heerst. Als het bedrijf Q-koortsvrij is kan GGD instemmen met uitbreiding met een dichte stal, bomen eromheen en strikte hygiënemaatregelen.
Naast het GGD advies heeft Provinciale Staten in de verordening ruimte de reeds geldende bouwstop voor geitenhouderijen op 17 mei 2013 verlengd tot 1 juni 2014, nu vaccinatie minder dan 100% effectief is, stallen met veel dieren een significante bron van Q-koorts kunnen zijn en open stalsystemen ongunstig zijn door de grotere kans op verwaaiing.
Vergunninghouder heeft toegelicht dat jonge dieren extern worden opgefokt en gevaccineerd en dat geiten die worden geboren op het bedrijf koeienbiest krijgen in plaats van moedermelk, zodat de kans op Q-koorts besmetting lager is dan 1%. Alle fokdieren zijn gevaccineerd, zodat jongere dieren niet meer besmet kunnen raken. Dichte stallen zijn volgens vergunninghouder niet mogelijk.
Rechtbank Oost-Brabant
De rechtbank ziet in het advies van GGD en in de toelichting op de wijziging van de provinciale verordening indicaties dat de vergunde activiteiten risico’s voor de volksgezondheid kunnen hebben. Het college had moeten onderzoeken of de mogelijke negatieve effecten op de volksgezondheid zo groot kunnen zijn dat de vergunning moet worden geweigerd of dat nadere voorschriften ter voorkoming van gezondheidsrisico’s nodig zijn. De omstandigheden dat na constatering van de Q-koorts alle drachtige geiten zijn geruimd, dat alle geiten zijn gevaccineerd, dat de bedrijfsopzet is gewijzigd en dat beplanting en hygiënemaatregelen als voorwaarden zijn opgelegd zijn daarvoor onvoldoende.
Het college is afgeweken van het door hemzelf aan GGD gevraagde advies, zonder nader advies van GGD of een andere instantie te vragen. Het besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Dat gebrek kan worden hersteld door een nadere motivering van het besluit, nadat het college met GGD en andere partijen heeft overlegd. Indien en voor zover verweerder, naar aanleiding van de uitkomst van dat overleg, van mening is dat de risico’s voor de volksgezondheid, al dan niet na het treffen van aanvullende maatregelen, in voldoende mate kunnen worden voorkomen of zoveel mogelijk kunnen worden beperkt, dient het college dit te onderbouwen. Voorts dient hij in dat geval vergunningvoorschriften ter waarborging van naleving te formuleren.
De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de uitspraak en houdt iedere verdere beslissing aan.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
T: + 31(0)10 277 03 00