Omgevingsvergunning voor bouw op andermans grond betekent realisatierisico: terechte intrekking vergunning

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:387

Omgevingsvergunning in 2009 voor bouw dienstwoning op grond die deels eigendom is van gemeente. Discussie over grondeigendom leidt tot vertraging realisatie, zodat de woning na meer dan twee jaar niet is gebouwd en de omgevingsvergunning wordt ingetrokken. Afdeling: intrekking terecht: vooralsnog geen grond voor het oordeel dat het college een verwijt treft voor het uitblijven van de bouw, terwijl realisatie bouwplan binnen afzienbare termijn niet aannemelijk.

Artikelen: 1.2 Invoeringswet Wabo; 3:2, 3:45, 7:15 Awb.

Het perceel waarop de omgevingsvergunning voor de bouw van een dienstwoning betrekking heeft, is gedeeltelijk eigendom van de gemeente Oost-Gelre. In de koopovereenkomst staan voorwaarden waaronder de gemeente verplicht is de grond (voor een gelijke koopprijs) weer aan de verkoper te koop aan te bieden. Over die aanbiedingsverplichting loopt een civiele procedure, waarin de rechtbank de eiser tot aanbieding niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak ligt nu voor bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Appellant is van mening dat hem niet kan worden verweten dat hij niet bouwt, zolang de discussie over de grondeigendom nog loopt. College en rechtbank hebben dat aspect onjuist meegenomen in hun overwegingen. Rekening houdende met die omstandigheid, dient de omgevingsvergunning van kracht te blijven.

Afdeling
De Afdeling oordeelt dat bekend is, of mag worden verondersteld, dat de aanvraag van een vergunning voor een bouwwerk op gronden die niet geheel eigendom zijn van de aanvrager, kan leiden tot een realisatiebelemmering. De aanvrager neemt daarmee dus een risico.

Het staat niet vast dat het college onrechtmatig heeft gehandeld in het kader van de discussie over de grondeigendom. Daarom is er geen grond voor het oordeel dat het college een verwijt kan worden gemaakt voor het uitblijven van de bouw van de dienstwoning. Het is niet aannemelijk dat realisatie binnenkort alsnog zal plaatsvinden; de civiele procedure is geen reden om de vergunning niet in te trekken.

Het hoger beroep is ongegrond.

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.