Ontbindingsverzoek wegens disfunctioneren en verstoorde arbeidsrelatie afgewezen

Samenvatting uitspraak rechtbank Gelderland, 20 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5506

Werkneemster is op 1 oktober 1997 bij werkgever in dienst getreden in de functie van directiesecretaresse. Op 21 januari 2016 spreekt persoon C, algemeen directeur, werkneemster aan op haar functioneren. De inhoud van dit gesprek wordt bij brief van 22 januari 2016 schriftelijk bevestigd aan werkneemster. Op 5 februari 2016 vindt nogmaals een gesprek tussen persoon C en werkneemster plaats. Ook dit gesprek wordt schriftelijk aan werkneemster bevestigd. Werkgever verzoekt vervolgens ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 1 en lid 3, onderdelen d en g BW, dit zonder toekenning van enige vergoeding. Aan dit verzoek legt werkgever ten grondslag dat sprake is van ongeschiktheid van werkneemster tot het verrichten van de bedongen arbeid/disfunctioneren van werkneemster en dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, in zodanig mate dat deze gronden ieder afzonderlijk een gewichtige reden opleveren en van werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst met werkneemster nog langer voortduurt. Werkneemster voert gemotiveerd verweer.

Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door werkgever naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen (redelijke) grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel d, BW. Werkgever stelt dat werkneemster ongeschikt is voor haar functie en onderbouwt haar stelling met voorbeelden, onder meer uit verklaringen van collega’s. De zonder overleg en toestemming verzonden opzegging van het lidmaatschap van AVNeg was volgens werkgever ‘de druppel’. Werkgever stelt dat hij herhaaldelijk met werkneemster heeft gesproken over haar disfunctioneren. Werkneemster heeft echter gemotiveerd betwist dat zij door werkgever is aangesproken op haar functioneren. Dat werkgever werkneemster zou hebben aangesproken op haar functioneren is, tot de brief van 22 januari 2016, in ieder geval niet schriftelijk vastgelegd. Evenmin zijn er, na het evaluatiegesprek van 2011, (formele) beoordelingsgesprekken gevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat, indien er al sprake is van ongeschiktheid van werkneemster tot het verrichten van haar bedongen arbeid, aldus niet is komen vast te staan dat werkgever werkneemster hiervan tijdig en voldoende concreet in kennis heeft gesteld. Daarnaast is werkneemster naar het oordeel van de kantonrechter niet in voldoende mate in de gelegenheid gesteld haar functioneren te verbeteren in een zogenoemd verbeteringstraject. Het door werkgever gestelde verbetertraject door persoon C is niet als zodanig benoemd jegens werkneemster en ook niet als zodanig aan te merken, mede gelet op de inhoud van het overgelegde e-mailverkeer tussen werkneemster en persoon C en het ontbreken van vooraf vastgelegde concrete doelstellingen.

Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door werkgever naar voren gebrachte feiten en omstandigheden ook geen redelijke grond voor ontbinding zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW op. Van de door werkgever gestelde verstoorde arbeidsverhouding lijkt weliswaar sprake, maar deze verstoorde arbeidsverhouding is veroorzaakt door werkgever. De gestelde verstoring in de verhoudingen is immers gelegen in het standpunt van werkgever dat werkneemster disfunctioneert. Zoals overwogen heeft werkgever ten onrechte nagelaten werkneemster hierop duidelijk en concreet aan te spreken en haar (vervolgens) in de gelegenheid te stellen dit functioneren te verbeteren. Deze handelswijze van werkgever maakt dat de mogelijke verstoorde arbeidsverhouding aan hem te wijten is. Van werkgever kan daarom in redelijkheid juist wel verlangd worden om de arbeidsovereenkomst met werkneemster voort te zetten en, zo nodig, alsnog bedoeld verbetertraject met werkneemster af te spreken. Hierbij dient werkgever werkneemster niet alleen duidelijkheid te geven over haar taken en verantwoordelijkheden – deze zijn niet beschreven – en de concrete doelstellingen van het verbetertraject, maar dient hij haar ook, waar nodig en binnen de grenzen van het redelijke, te ondersteunen bijvoorbeeld door middel van (bij)scholing. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.

Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 20 oktober 2016 (Smartnewz AR 2016/3019)