Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Toewijzing schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, transitievergoeding en billijke vergoeding

Samenvatting uitspraak Rechtbank Amsterdam, 28 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:5761

Werknemer is sinds 1997 werkzaam bij Stichting Islamic Relief Nederland (hierna: IRN). Zijn laatstverdiende salaris bedraagt € 4.154,91 bruto per maand. Op 17 december 2015 heeft IRN aan werknemer bericht dat X is aangetrokken om (een deel van) zijn taken over te nemen. Een dag later heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 22 december 2015 heeft IRN aangifte gedaan van diefstal in het kantoor van IRN. Bij brief van 5 januari 2016 heeft IRN werknemer uitgenodigd voor een gesprek op 8 januari 2016. Op 7 januari 2016 laat werknemer weten graag bij dit gesprek aanwezig te willen zijn, maar wel in aanwezigheid van een juridisch adviseur. Omdat zijn juridisch adviseur op 8 januari 2016 verhinderd is, stelt werknemer andere data voor. IRN wil hier niets van weten en schrijft in antwoord hierop: ‘(…) Indien u niet verschijnt beschouwen wij dit als weigeren gevolg te geven aan een redelijk verzoek van de werkgever op grond waarvan wij mede u thans ontslag op staande voet aanzeggen’. Werknemer is niet verschenen en verzoekt thans om IRN te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. IRN voert gemotiveerd verweer.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat het vereiste van onverwijlde mededeling van de dringende reden ertoe strekt dat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is welke eigenschappen of gedragingen de werkgever hebben genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking. De door IRN aan werknemer op 8 januari 2016 gedane mededeling voldoet niet aan deze vereisten. Immers, IRN heeft werknemer een voorwaardelijk ontslag aangezegd, namelijk voor het geval dat werknemer later die dag niet op de afspraak zal verschijnen. Op dat moment mocht werknemer ervan uitgaan dat hij met het vervullen van deze door IRN gestelde voorwaarde een ontslag op staande voet kon afwenden. Het had dan ook op de weg van IRN gelegen om op het moment dat de voorwaarde werd vervuld werknemer hierop te wijzen en hem het ontslag op staande voet onverwijld mede te delen. Nu de gestelde dringende reden(en) niet onverwijld is (zijn) medegedeeld, is geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Er is dus sprake van een onregelmatige opzegging. IRN heeft niet de geldende opzegtermijn van vier maanden in acht genomen. IRN is derhalve een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd ten belope van € 21.239,89. Nu de arbeidsovereenkomst niet met instemming van werknemer is geëindigd en geen sprake is van één van de in artikel 7:671 BW genoemde opzeggingsgronden, is IRN ook de transitievergoeding ten belope van € 36.194 verschuldigd. Anders dan IRN heeft betoogd, is ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, bestaande uit het hardnekkig weigeren te voldoen aan redelijke verzoeken (artikel 7:678 lid 2 sub j BW) en de inbraak (artikel 7:678 lid 2 sub d en g BW), niet aangetoond. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, moet ook het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding is allereerst in aanmerking genomen dat het door IRN gestelde disfunctioneren van werknemer en de betrokkenheid bij de vermeende inbraak onvoldoende is komen vast te staan. Verder getuigen de wijze waarop IRN werknemer na 20 jaar heeft ‘overvallen’ met forse kritiek op zijn functioneren zonder enige vorm van een verbetertraject en het feit dat zij reeds een vervanger had aangezocht, alsmede de ongefundeerde beschuldiging van inbraak aan het adres van werknemer niet van goed werkgeverschap, hetgeen IRN ernstig is aan te rekenen. Bovendien heeft IRN ten onrechte geweigerd dat werknemer zich bij het gesprek zou laten bijstaan door zijn juridisch adviseur, heeft zij geen nieuwe afspraak willen maken, maar is zij overgegaan tot een voorwaardelijk ontslag op staande voet. Dit alles wegende wordt de billijke vergoeding vastgesteld op een bedrag van € 20.000.

Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 14 september 2016 (Smartnewz AR 2016/2639)