Overeenkomst geen evidente belemmering voor omgevingsvergunning: paardenrijbak in strijd met bestemmingsplan toegestaan

Exploitant paardenfokkerij en manege annex paardenpension krijgt omgevingsvergunning voor omheining paardenrijbak, drie paddocks en een stapmolen en het verharden van paden. Buurman heeft bezwaar vanwege aantasting leefomgeving. Hij vreest licht-, geluid en stofoverlast en beroept zich onder andere op overeenkomst met exploitant. Afdeling: geen verlichting of omroepinstallatie toegestaan, want niet vergund, paardenrijbak krijgt stofvrije bodem. Geen evidente privaatrechtelijke belemmering omgevingsvergunning als gevolg van overeenkomst. Hoger beroep ongegrond.

Artikelen: 2.12, lid 1a sub 3 Wabo, 3.1 Wro
Een exploitant van een paardenfokkerij en manege annex paardenpension krijgt een omgevingsvergunning voor een omheining van een paardenbak, drie paddocks, een stapmolen en het verharden van paden. De buurman maakt bezwaar. Aanvankelijk heeft dat succes, aangezien het college de verkeerde procedure heeft toegepast. Vanwege strijd met het bestemmingsplan is de uitgebreide uniforme voorbereidingsprocedure van toepassing. Dat wordt hersteld door nieuwe besluitvorming, waarna de exploitant (alsnog) zijn vergunning verkrijgt. De buurman vreest overlast (stof, geluid, verlichting) en meent dat de vergunning daarvoor ten onrechte geen voorschriften bevat. Ook is hij onder meer van mening dat sprake is van strijd met een tussen hem en exploitant gesloten overeenkomst en dat de exploitant geen eigen belang zou hebben bij de vergunning.

Afdeling
De Afdeling oordeelt dat het van toepassing zijnde Activiteitenbesluit bepalingen bevat ter voorkoming van geluidhinder, zodat hiervoor geen voorschriften nodig zijn. De paardenbak is aangevraagd en vergund zonder verlichtingsinstallatie of geluidversterking en met een stofvrije bodem, zodat dergelijke installaties of een andere bodem dan een stofvrije niet zijn toegestaan.

De buurman heeft niet aannemelijk gemaakt dat de exploitant geen belang heeft bij de vergunning. De paardenrijbak is aangelegd in zijn opdracht en wordt door hem en zijn klanten gebruikt.

Met verwijzing naar haar uitspraak van 11 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1274) oordeelt de Afdeling dat sprake is van een privaatrechtelijke belemmering voor vergunningverlening vanwege een overeenkomst slechts sprake is wanneer deze overeenkomst een evident karakter heeft. In dit geval staat het verlenen van de omgevingsvergunning niet evident in de weg aan uitvoering van de overeenkomst (waarin staat dat hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen). Dat de exploitant tevoren geen overleg heeft gevoerd met de buurman, is geen reden om een vergunning te weigeren.

Vanwege de perikelen betreffende de toepasselijke procedure is de paardenrijbak aanvankelijk zonder vergunning aangelegd. Dat is echter niet relevant voor de vraag of sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep is ongegrond.

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.