Recreatie zonder genoegen

Een recreatiewoning op een recreatiepark wordt, met toestemming van B&W van Schagen, vervangen door een grotere nieuwe woning. Het bouwplan voor de nieuwe woning is in strijd met het bestemmingsplan, maar de vergunning wordt verleend op basis van artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). De overburen maken bezwaar tegen de vergunningverlening.

Casus
Bij besluit van 9 oktober 2012 verleent B&W, met toepassing van het Bor, een omgevingsvergunning voor de bouw van een recreatiewoning. De overburen maken daartegen bezwaar, dat op 4 april 2013 ongegrond wordt verklaard. Het beroep bij de rechtbank Noord-Holland wordt bij uitspraak van 19 februari 2014 ook ongegrond verklaard.

In hoger beroep stellen de overburen onder andere het volgende:

  • er is sprake van strijd met het bestemmingsplan en B&W is niet bevoegd om met toepassing van artikel 2.12, lid 1, aanhef en onder 2° Wabo en artikel 4, aanhef en eerste lid, aanhef en onder b en artikel 4, derde en vierde lid, van Bijlage II bij het Bor, de omgevingsvergunning te verlenen: dit artikel kan namelijk alleen worden toegepast bij bestaande bouw;
  • verder kunnen de afwijkingen van het bestemmingsplan niet worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk als bedoeld in het Bor;
  • voorts mag het bouwplan niet worden opgeknipt;
  • B&W zou voor de afmetingen van de woning ten onrechte niet hebben aangesloten bij de regels in het Bor;
  • Het bouwplan zou niet voorzien in voldoende parkeerplaatsen;
  • Het is niet duidelijk of de woning binnen het bebouwingsvlak is gebouwd.

Oordeel Afdeling
De Afdeling stelt de overburen op alle punten in het ongelijk.

B&W is wel degelijk bevoegd. De woning is voor wat betreft oppervlakte, bouwhoogte, dakhelling en hoogte van de trap in strijd met het bestemmingsplan. B&W heeft vergunning verleend voor de kapconstructie met toepassing van artikel 4, lid 4 van Bijlage II bij het Bor. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 18 juli 2014, zaaknr. 201404190 overweegt de Afdeling dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat voor het oprichten van een nieuwe woning geen omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van voormelde artikelen.

De afwijkingen kunnen wel worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk, nu de delen van de woning die in strijd zijn met het bestemmingsplan een uitbreiding van het hoofdgebouw betreffen als bedoeld in het Bor (Bijlage II, artikel1, lid 1), terwijl ook aan de overige vereisten van artikel 4, aanhef en eerste lid, aanhef en onder b, Bijlage II bij het Bor wordt voldaan.

Voor het bouwplan is als geheel een vergunning verleend, zodat van ongeoorloofd opknippen geen sprake is.

In de beleidsregels staat onder meer dat afwijking van een bestemmingsplan kan als de noodzaak is aangetoond. Hier gaat het om de vraag of er een noodzaak is voor een buitentrap. De Afdeling overweegt dat aangezien de begane grond van de woning ongeveer 1m beneden straatniveau is gebouwd, zodat de deur op die verdieping geen uitgang heeft op straatniveau, B&W redelijkerwijs kon stellen dat een uitwendige trap noodzakelijk was om het huis spoedig te kunnen verlaten in geval van een calamiteit.

Volgens de Afdeling bestaat er geen grond voor het oordeel dat B&W bij de berekening van het bebouwde oppervlak hadden moeten aansluiten bij het Bor in plaats van bij de beleidsregels.

Bij de beantwoording van de vraag of een bouwplan voorziet in voldoende parkeermogelijkheden wordt slechts rekening gehouden met de toename van de behoefte als gevolg van de realisering van het bouwplan. Een reeds bestaand tekort mag daarbij buiten beschouwing worden gelaten. In dit geval is geen sprake van een toename van de parkeerbehoefte als gevolg van realisering van het bouwplan: de behoefte is twee parkeerplaatsen per woning en er was en blijft sprake van één woning.

Het punt van het bebouwingsvlak blijft buiten beschouwing, omdat het pas voor het eerst in hoger beroep naar voren is gebracht.

De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.

Voor de volledige tekst van deze uitspraak klik hier

Commentaar op de uitspraak en op andere aangelegenheden inzake het bouwrecht is tevens te vinden op http://www.ibr.nl

Bron: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zaaknr. 201402620/1/A1, ECLI:NL:RVS:2014:4687