Shell maakt geen verboden onderscheid op grond van leeftijd door voor werknemers die na 30 juni 2013 in dienst zijn getreden een nieuwe pensioenregeling in te voeren

Samenvatting uitspraak College voor de Rechten van de Mens, 3 oktober 2016, 2016-101

Op 1 juli 2013 heeft Shell Nederland B.V. (hierna: ‘’Shell’’) een nieuwe pensioenregeling ingevoerd voor werknemers die op of na die datum in dienst treden. Dit betreft een individuele beschikbare-premieregeling. Het personeel dat in dienst is getreden vóór 1 juli 2013 bleef deelnemen in de eindloonregeling die per 1 januari 2015 is omgezet in een middelloonregeling.

FNV wendt zich tot het College voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘’College’’). Zij stelt zich op het standpunt dat de groep nieuwe medewerkers wordt benadeeld ten opzichte van de groep werknemers die vóór 1 juli 2013 al in dienst waren. Voor de nieuwe medewerkers geldt een nieuwe pensioenregeling (‘beschikbarepremieregeling’), die vanwege de hogere risico’s op een lager pensioen een nadeligere regeling is dan de pensioenregeling voor medewerkers van vóór 1 juli 2013 (zij vallen onder een ‘middelloonregeling’). De FNV stelt dat sprake is van onderscheid op grond van leeftijd. Hiertoe voert zij aan dat de groep werknemers die na 30 juni 2013 in dienst is getreden met name bestaat uit jongere mensen, terwijl de groep werknemers die op 30 juni 2013 in dienst waren vooral bestaat uit oudere werknemers.

Shell betwist dat zij onderscheid op grond van leeftijd heeft gemaakt. Hiertoe voert zij onder meer aan dat de beschikbarepremieregeling een goede regeling is, die tot dezelfde en mogelijk zelfs betere pensioenresultaten kan leiden dan de middelloonregeling. Volgens Shell is daarom geen sprake van een nadeel. Voor zover sprake is van onderscheid op grond van leeftijd, is Shell van mening dat hiervoor een objectieve rechtvaardiging bestaat.

Bij een beschikbarepremieregeling liggen de risico’s, die kunnen leiden tot een lager pensioen, bij de werknemers. Bij een middelloonregeling liggen deze risico’s bij de werkgever. Daardoor is er bij de middelloonregeling een minimumgarantie op het pensioen, die bij de beschikbarepremieregeling ontbreekt. Het College is van mening dat daardoor sprake is van een nadeel voor de werknemers die na 30 juni 2013 in dienst zijn getreden. Aangenomen wordt dat er een significant leeftijdsverschil bestaat tussen de werknemers van de benadeelde groep en de werknemers van de andere groep. Daarom is sprake van een onderscheid op grond van leeftijd. Het College stelt vast dat Shell de twee groepen werknemers verschillend heeft behandeld, omdat zij aan de ene kant de rechten van het zittende personeel wilde respecteren, maar aan de andere kant ook een adequate pensioenregeling wilde invoeren die voor Shell minder risicovol was. Nu niet is gebleken van een discriminerend oogmerk, oordeelt het College dat het doel legitiem is. Het College oordeelt dat niet is gebleken dat de doelen ook op een andere manier bereikt konden worden. Bovendien staat het verschil in behandeling in redelijke verhouding tot het doel. Er is aangetoond dat de beschikbarepremieregeling een ruime pensioenregeling is, ondanks de daarbij behorende risico’s. Het College oordeelt daarom dat het gemaakte onderscheid op grond van leeftijd objectief gerechtvaardigd is.

Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 13 oktober 2016 (Smartnewz AR 2016/2940)