Terrasoverkapping en relativiteitsvereiste: appellanten geen belang bij ingeroepen rechtsregel, terrasoverkapping mag blijven
Een pizzeria verkrijgt een vergunning voor een terrasoverkapping. Omwonenden stellen dat de overkapping in strijd is met artikel 2.5.17 van de Rhedense bouwverordening. Dat artikel waarborgt dat het plegen van onderhoud aan naast elkaar gelegen bebouwing op aangrenzende percelen mogelijk blijft en ziet dus op de zijdelingse grenzen van het erf. Omwonenden wonen hetzij niet naast de overkapping, hetzij aan de linkerzijde, terwijl de overkapping alleen aan de rechterzijde verandering teweegbrengt. Artikel 2.5.17 Bouwverordening strekt dan ook niet tot bescherming van hun belangen. Gevolg: de terrasoverkapping is toegestaan.
Casus
Een pizzeria krijgt vergunning voor een terrasoverkapping. Omwonenden stellen beroep in en krijgen gelijk: de vergunning wordt vernietigd en de rechtsgevolgen blijven niet in stand. De rechtbank redeneert dat het college de aanvraag heeft getoetst aan de verkeerde bouwvoorschriften uit het bestemmingsplan. Toetsing aan de juiste regels leidt weliswaar tot de conclusie dat geen sprake is van strijd met de bestemmingsplanregels, maar de overkapping is gebouwd op een afstand van 25 cm van de erfafscheiding van het perceel en dat is in strijd met artikel 2.5.17 van de Rhedense bouwverordening. In die bepaling staat dat tussen de bebouwing op zijdelingse grenzen van erven geen tussenruimte van minder dan een meter mag zijn, tenzij voldoende mogelijkheid is voor reiniging en onderhoud. De rechtbank vernietigt de vergunning en laat de rechtsgevolgen niet in stand.
Vergunninghouder stelt dat artikel 8:69a Awb ten onrechte niet is toegepast.
Oordeel Afdeling
Artikel 8:69a Awb
De Afdeling stelt vast dat een bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot de bescherming van degene die zich erop beroept.
In dit geval dient artikel 2.5.17 bouwverordening ertoe te waarborgen dat het plegen van onderhoud aan naast elkaar gelegen bebouwing op aangrenzende percelen mogelijk blijft. Het artikel ziet dus op de bescherming van zijdelingse grenzen van het erf. In dit geval brengt de overkapping alleen verandering aan de rechterzijde van het erf. Aan de linkerzijde staat al bebouwing.
Vervolgens gaat de Afdeling na of de bouwverordeningsbepaling strekt tot bescherming van de belangen van de omwonenden. Twee omwonenden wonen niet naast de terrasoverkapping. De verordening strekt niet tot bescherming van hun belangen. Een andere omwonende woont niet naast maar achter het erf, zodat de bouwverordening ook zijn belangen niet dient. De laatste omwonende woont wel naast de overkapping, maar aan de linkerzijde, waar de situatie niet verandert. Ook hem komt dus geen beroep op de bouwverordening toe. Artikel 8:69a Awb staat in de weg aan vernietiging van het besluit tot verlening van de terrasoverkapping. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat rechtsgevolgen van de besluitvorming niet in stand konden blijven. Het hoger beroep van de vergunninghouder slaagt: de rechtsgevolgen van de vergunningverlening blijven in stand en de overkapping is toegestaan.
Commentaar
Uit deze uitspraak blijkt dat een appellant bij een beroep op bepalingen uit de bouwverordening goed dient te motiveren op welke bepalingen hij beroep doet, op welke wijze deze bepalingen worden overtreden en dat en waarom de bepalingen strekken tot bescherming van zijn belang.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
Voor de volledige tekst van deze uitspraak klik hier
Bron: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 13 juni 2018, zaaknummer 201702181/1/A1, ECLI:NL:RVS:2018:1951
Commentaar op de uitspraak en op andere aangelegenheden inzake het bouwrecht is tevens te vinden op http://www.ibr.nl/
T: + 31(0)10 277 03 00