Planschade; Eén regime in het kader van planvergelijking?
Soms dienen bestemmingsplan en vrijstellingsbesluit in het kader van de planvergelijking samen als één plan te worden gezien, maar het enkele feit dat een bestemmingsplan al in procedure was ten tijde van de vrijstellingsverlening is daarvoor onvoldoende. In dit geval is er naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van één planologisch regime.
W is eigenaar van een woonboot met een vaste ligplaats in Leiden. Als gevolg van een op grond van artikel 19 (van de voormalige) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleende vrijstelling van het oude bestemmingsplan en een bestemmingsplanwijziging wordt de bouw van drie appartementencomplexen, eengezinswoningen en een restaurant met terras mogelijk gemaakt op het aan de overzijde van het water gelegen terrein, waar voorheen een detailhandel voor hout en wijn was toegestaan.
Bij besluit van 21 juli 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders te Leiden (B&W) een verzoek van W om vergoeding van planschade afgewezen. W dient daartegen bezwaar in, maar volgens B&W (en de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken) leidt het nieuwe bestemmingsplan niet tot een nadeliger positie voor W waaruit schadevergoeding in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid.
In beroep oordeelt de rechtbank Den Haag, naar aanleiding van een advies van de Stichting advisering Bestuursrechtspraak (StaB), echter dat het besluit op bezwaar moet worden vernietigd en dat B&W een planschade van € 30.000,00 dient te vergoeden, waarbij de wettelijke rente nog dient te worden opgeteld. Daarbij speelt een rol dat een restaurant met terras naar het oordeel van de rechtbank leidt tot meer aantasting van de privacy van W (en meer overlast door stemgeluid) dan een detailhandel in hout en wijn. Ook komt het terras dichter bij de woonboot van W te liggen dan de grens van de bestemming van de voormalige detailhandel.
De StaB betrekt niet alleen het oude en het nieuwe bestemmingsplan bij haar advies, maar ook de verleende vrijstelling als zelfstandige oorzaak van de schade. De vergelijking van oud bestemmingsplan, inclusief vrijstelling, en nieuw bestemmingsplan leidt volgens de StaB niet tot waardevermindering, maar de vergelijking tussen oud bestemmingsplan en vrijstelling wel.
B&W stelt hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank zou (onder andere) hebben miskend dat de StaB ten onrechte het vrijstellingsbesluit als zelfstandige schadeoorzaak bij haar advies heeft betrokken. Het vrijstellingsbesluit heeft volgens B en W geen zelfstandige betekenis, omdat ten tijde van de verlening ervan het nieuwe bestemmingsplan al in procedure was. Het vrijstellingsbesluit zou alleen zijn genomen vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan. Vrijstelling en nieuw bestemmingsplan vormen dus samen één nieuw planologisch regime, dat als geheel met het oude plan moet worden vergeleken, aldus B en W, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 7 april 2004 (zaak nr. 200300472).
Oordeel Afdeling
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) oordeelt dat, indien hetgeen mogelijk is gemaakt met behulp van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 WRO vervolgens wordt bevestigd in een bestemmingsplan, de vrijstelling in beginsel als het schadeveroorzakende besluit moet worden gezien.
Soms dienen bestemmingsplan en vrijstellingsbesluit in het kader van de planvergelijking samen als één plan te worden gezien, maar het enkele feit dat een bestemmingsplan al in procedure was ten tijde van de vrijstellingsverlening is daarvoor onvoldoende. In dit geval is er naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van één planologisch regime: de vrijstelling is niet alleen verleend om de bouw van het restaurant mogelijk te maken, maar ook om het gebruik als restaurant toe te staan. Verder geldt ingevolge het bestemmingsplan een veel ruimere bestemming dan alleen het restaurant (ook woondoeleinden, detailhandel, winkelondersteunende horecabedrijven, maatschappelijke doeleinden, recreatieve inrichtingen, bedrijven, kantoren en dienstverlening). De StaB heeft dan ook terecht een planvergelijking uitgevoerd voor zowel het vrijstellingsbesluit en het oude bestemmingsplan, als voor het nieuwe bestemmingsplan inclusief vrijstelling en het oude bestemmingsplan.
De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Commentaar
De Afdeling legt in deze uitspraak nader uit onder welke omstandigheden sprake is van één planologisch regime van bestemmingsplanwijziging en vrijstellingsbesluiten. Gevolg van één regime is dat de vraag of een verzoek om planschade tot een vergoeding hiervan leidt niet aan de hand van de vrijstelling(en) en het nieuwe bestemmingsplan apart wordt beoordeeld, maar door vergelijking van het oude bestemmingsplan met vrijstelling en nieuw bestemmingsplan als één planologisch geheel. Gevolg daarvan kan zijn dat bij een beoordeling van de oude situatie ten opzichte van het nieuwe planologische geheel geen sprake is van schade, terwijl die schade er wel is als je de oude situatie stelt tegenover afzonderlijk de vrijstellingsbesluiten en vervolgens het nieuwe bestemmingsplan.
Voordat sprake is van één planologisch regime moet er meer aan de hand zijn dan de omstandigheid dat ten tijde van het verlenen van de vrijstelling(en) de procedure tot wijziging van het bestemmingsplan al loopt. De vrijstellingsbesluiten moeten zodanig nauw zijn verweven met het nieuwe bestemmingsplan dat zij als een geheel hiermee kan worden beschouwd. Daarvan is in dit geval geen sprake nu de vrijstelling meer (namelijk toestemming voor de vestiging van een bepaald restaurant) en minder (namelijk een minder brede omschrijving van de mogelijkheden in de vrijstelling dan in het bestemmingsplan) behelst dan het bestemmingsplan.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters (via nummer 010 – 277 04 95 of per e-mail kolsters@schaap.eu) of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket (via nummer 010 – 277 04 95 of per e-mail lohr@schaap.eu).
Commentaar op de uitspraak en op andere aangelegenheden inzake het bouwrecht is tevens te vinden op http://www.ibr.nl
Bron: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 201301250/1/A2, ECLI:RVS:2014:6
T: + 31(0)10 277 03 00