Toewijzing ontbindingsverzoek werkneemster na eerdere intrekking werkgeversverzoek

Samenvatting uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 27 november 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:9934

Werkneemster is op 1 juli 2003 bij werkgever in dienst getreden. Op 9 februari 2017 is werkneemster op non-actief gesteld. Op 23 juni 2017 heeft werkgever een ontbindingsverzoek ingediend. Bij beschikking van 28 augustus 2017 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 november 2017 en werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 18.740,00 en een billijke vergoeding van € 30.000,-. Werkgever heeft het verzoek daarop ingetrokken en werkneemster schriftelijk medegedeeld dat zij zich moest melden voor het hervatten voor haar werkzaamheden. Werkneemster heeft dat geweigerd en zelf een ontbindingsverzoek ingediend. Werkgever voert verweer.

De kantonrechter oordeelt dat, nu werkneemster stelt dat de arbeidsverhouding onherstelbaar is verstoord en zij niet meer bij werkgever wil werken, sprake is van een verandering van omstandigheden die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 januari 2018. Werkneemster heeft verzocht om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Omdat de arbeidsovereenkomst op verzoek van werkneemster wordt ontbonden, is werkgever alleen dan een transitievergoeding verschuldigd, indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarvan is slechts sprake in uitzonderlijke gevallen. Een dergelijke situatie doet zich hier echter voor. Werkgever heeft gedurende het eerste ontbindingsverzoek diverse ongefundeerde beschuldigingen en verwijten aan het adres van werkneemster geuit. Het had dan ook op haar weg gelegen om, na intrekking van het ontbindingsverzoek, een substantiële en geloofwaardige poging te doen om werkneemster opnieuw een zinvolle kans te bieden. Dat is echter niet gebeurd. De transitievergoeding van € 18.740,00 wordt toegewezen. Ook een billijke vergoeding wordt toegewezen. Deze moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Verder komt het bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (New Hairstyle). Alles overwegende ziet de kantonrechter aanleiding de billijke vergoeding vast te stellen op basis van een schatting van de inkomensschade die werkneemster over een periode van drie jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst naar redelijke verwachting zal ondervinden, zijnde een bedrag van € 24.316,92 bruto. De transitievergoeding wordt daarop niet in mindering gebracht.

Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 21 december 2017 (Smartnewz AR 2017/6652)