Toewijzing ontbindingsverzoek werknemer wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Billijke vergoeding EUR 50.000
Samenvatting uitspraak rechtbank Noord-Holland, 15 december 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:10489.
Werkneemster is op 1 november 2011 in dienst getreden bij werkgever in de functie van Senior Consultant. Op 19 mei 2016 vindt een gesprek plaats tussen werkneemster, [B] en een derde medewerker, naar aanleiding van de cijfers over het eerste kwartaal. [B] verwacht van werkneemster een plan van aanpak om de besproken aantallen te realiseren. Werkneemster geeft aan daar gegevens voor nodig te hebben die zij echter niet krijgt. Werkneemster vraagt haar leidinggevende, [a], om een bemiddelende rol te spelen in dit conflict maar [a] weigert dit. Werkneemster heeft zich als gevolg van dit conflict op 3 juni 2016 ziek gemeld. De bedrijfsarts adviseert mediation. Werkgever heeft dit echter in eerste instantie geweigerd en werkneemster onder druk gezet de arbeidsovereenkomst te beëindigen, onder meer door het toepassen van loonsancties en het indienen van een verzoekschrift waarin werkneemster volledig wordt afgebrand. Dit verzoekschrift heeft werkgever vervolgens weer ingetrokken. Nu verzoekt werkneemster de arbeidsovereenkomst met werkgever te ontbinden. Aan dit verzoek legt werkneemster ten grondslag dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werkgever.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden toegewezen. Daartoe overweegt de kantonrechter dat [B] zich vanaf 19 mei 2016 zeer kritisch heeft uitgelaten over werkneemster, zonder deze kritiek te onderbouwen. Daarnaast heeft werkgever meerdere malen de ziekmelding van werkneemster geweigerd. Voorts bevat het eerder door werkgever ingediende verzoekschrift talloze verwijten die door werkgever nauwelijks zijn onderbouwd. Bovendien heeft werkgever een lange tijd geweigerd een mediator in te schakelen en werkneemster onder druk gezet om alleen een gesprek aan te gaan met werkgever, hetgeen gezien de ontstane situatie onacceptabel is. De conclusie is dan ook dat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens werkneemster en het einde van de arbeidsovereenkomst aan werkgever te wijten is. De kantonrechter ziet aanleiding om werkneemster – naast de transitievergoeding – ook de verzochte billijke vergoeding toe te kennen. Ten aanzien van de hoogte van de billijke vergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt. Werkgever valt een zeer ernstig verwijt te maken van de wijze waarop zij zich heeft opgesteld jegens werkneemster. Zij heeft zonder redelijke grond aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, door het uiten van ongefundeerde ernstige verwijten en verdachtmakingen een terugkeer van werkneemster onmogelijk gemaakt, haar ziekmelding niet serieus genomen, gesprekken geweigerd alsmede werkneemster zwart gemaakt bij klanten van werkgever waar zij jarenlang goed mee heeft samengewerkt. Met name ook het volharden in deze onheuse bejegening en het uiten van ongefundeerde ernstige verdachtmakingen, ook nadat beide partijen juridische bijstand hadden, een gesprek hebben gehad met een mediator en nadat een deskundigenoordeel van het UWV is ontvangen, is onacceptabel. Uitgaande van al het voorgaande stelt de kantonrechter de billijke vergoeding vast op een bedrag van EUR 50.000.
Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 1 februari 2017 (SmartNewz AR 2017/518)
T: + 31(0)10 277 03 00