Tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis

Jordy Quakernaat  |  10 mei 2022  |  Leestijd: ongeveer 4 minuten

De Hoge Raad heeft recent twee uitspraken gewezen over het openstellen van tussentijds hoger beroep. De Hoge Raad komt met deze uitspraken gedeeltelijk terug op zijn eerdere uitspraken over dit onderwerp. In de uitspraak van 17 december 2021 oordeelt de Hoge Raad dat de beroepstermijn begint te lopen vanaf de datum van de beslissing waarin hoger beroep van de tussenuitspraak is opengesteld. Dat betekent dat partijen voortaan altijd de volledige termijn van drie maanden hebben om hoger beroep van de tussenuitspraak in te stellen. In de uitspraak van 28 januari 2022 oordeelt de Hoge Raad vervolgens dat niet kan worden teruggekomen op een eenmaal verleend verlof tot tussentijds beroep (dat al dan niet berust op een fout), nu dit de rechtszekerheid niet ten goede zou komen.

Juridisch kader

Voor zover een tussenuitspraak vatbaar is voor hoger beroep, kan hoger beroep steeds tegelijk met het hoger beroep van de einduitspraak worden ingesteld. Van een tussenuitspraak waarbij een tijdelijke maatregel is getroffen of geweigerd, kan meteen tussentijds hoger beroep worden ingesteld (art. 337 lid 1 Rv). Van andere tussenuitspraken kan hoger beroep slechts tussentijds worden ingesteld indien de rechter dat (op verzoek van een partij) heeft bepaald (art. 337 lid 2 Rv). De rechter kan tussentijds hoger beroep in de betreffende tussenuitspraak of op een later moment openstellen. Hoger beroep moet in beginsel binnen drie maanden na de datum van de tussenuitspraak worden ingesteld (art. 339 lid 1 Rv).

Arrest van de Hoge Raad van 17 december 2021

Bij tussenuitspraak van 25 juli 2018 heeft de rechtbank overwogen dat partij Y toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens partij X. Partij Y heeft daarop bij akte verzocht om van de eerstvolgende tussenuitspraak tussentijds hoger beroep open te stellen. De rechtbank heeft vervolgens bij tussenuitspraak van 28 november 2018 bepaald dat van dit vonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld. Partij Y heeft hierop hoger beroep ingesteld tegen de tussenuitspraken van 25 juli 2018 en 28 november 2018, maar enkel bezwaren gericht tegen de tussenuitspraak van 25 juli 2018. Ondanks het feit dat de beroepstermijn van drie maanden van de tussenuitspraak van 25 juli 2018 dan al ruimschoots is gepasseerd, wordt partij Y door het hof ontvankelijk verklaard ten aanzien van beide tussenuitspraken. Daartoe is volgens het hof doorslaggevend dat het vonnis van 28 november 2018 een voor hoger beroep vatbaar tussenuitspraak is.

De Hoge Raad oordeelt vervolgens in cassatie als volgt met betrekking tot de mogelijkheid van het openstellen van tussentijds hoger beroep:

  • De rechter kan, zolang geen einduitspraak is gewezen, op verzoek van een partij of ambtshalve, en nadat partijen zijn gehoord, bepalen dat van een tussenuitspraak tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld. De beslissing tot het openstellen van tussentijds hoger beroep staat in een nieuwe tussenuitspraak. De beroepstermijn begint vanaf de datum van diè tussenuitspraak te lopen. Dit is anders dan voorheen, toen het openstellen van tussentijds hoger beroep per brief of rolbeslissing aan partijen medegedeeld kon worden. De beroepstermijn ging toen lopen vanaf het moment dat de tussenuitspraak werd gewezen en bood partijen dus (veel) minder tijd om in hoger beroep te gaan.
  • Het tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld van àlle tot dan toe gewezen tussenuitspraken, inclusief de tussenuitspraak waarin tussentijds hoger beroep is opengesteld, voor zover deze tussenuitspraak nog andere beslissingen inhoudt dan het openstellen van tussentijds hoger beroep. Het tussentijds hoger beroep kan geen betrekking hebben op uitspraken die niet vatbaar zijn voor hoger beroep en uitspraken die al eerder bij een door een procespartij in dat geding ingesteld hoger beroep had kunnen worden betrokken (de ‘één-keer-schieten regel’).
  • Met het instellen van het hoger beroep tegen een tussenuitspraak hoeft niet te worden gewacht totdat op een daartoe gedaan verzoek is beslist. Zolang de rechter het verzoek niet heeft toegewezen, schorst het hoger beroep de tenuitvoerlegging van de tussenuitspraak niet (art. 350 lid 2 Rv). Praktisch nadeel: als de uitspraak met toestemming tussentijds hoger beroep nog een andere beslissing bevat, moet separaat ook nog tegen die tussenuitspraak hoger beroep in worden gesteld.
  • Van de enkele beslissing om al dan niet tussentijds hoger beroep open te stellen staat geen hogere voorziening open, ook niet met een beroep op doorbrekingsgronden.
  • De hiervoor genoemde regels zijn ook van toepassing op tussentijds hoger beroep van tussenbeschikkingen en tussentijds beroep in cassatie.

Arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2022

In deze zaak geeft het hof in een arrest van 22 december 2020 op het verzoek van partij X toestemming om tegen de tussenuitspraak van 20 oktober 2020 tussentijds cassatieberoep in te stellen. Op diezelfde 22 december 2020 wordt echter ook aangetekend dat geen arrest is uitgesproken. De zaak wordt vervolgens in verband met nieuw binnengekomen stukken verwezen naar 12 januari 2021 voor een beslissing over de verdere voortgang van de zaak.

De griffier heeft partijen daarna verzocht om het ontvangen arrest (van 22 december 2020) waarin toestemming is verleend om tussentijds cassatieberoep in te stellen van vanwege een fout te vernietigen.

Partij X stelt ondanks het verzoek van de rolgriffier om het arrest waarin toestemming is verleend om tussentijds cassatieberoep in te stellen, te vernietigen, onder verwijzing naar diè uitspraak, cassatieberoep in tegen de tussenuitspraak. Vervolgens ontvangen partijen een brief dat het verzoek om verlof voor tussentijds cassatieberoep tegen de tussenuitspraak is afgewezen.

De Hoge Raad oordeelt dat partij X toch ontvankelijk is in haar tussentijdse cassatieberoep. De Hoge Raad geeft als onderbouwing dat onduidelijkheid voor partijen heeft kunnen ontstaan over de vraag of het verlof is verleend. De rechtszekerheid eist dan dat ervan moet worden uitgegaan dat het verlof is verleend. Om dezelfde redenen kan het hof niet een andere beslissing nemen dan die blijkt uit het afschrift van het verlofarrest van 22 december 2020.

Tegen de beslissing zelf om al dan niet tussentijds beroep open te stellen staat zoals gezegd geen hogere voorziening open. Een beroep op doorbrekingsgronden maakt dat niet anders. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak.

Heeft u vragen? Neem dan contact op met Jordy Quakernaat.

Volg Schaap Advocaten Notarissen op LinkedIn.