Vernietiging ontslag op staande voet. Werkgever moet werknemer toelaten tot de gebruikelijke werkzaamheden

Samenvatting uitspraak Rechtbank Den Haag, 9 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:9706

Werknemer is op 1 november 2001 bij werkgever in dienst getreden. Werknemer is laatstelijk werkzaam als Interieur Adviseur. Op 4 april 2017 is werknemer ondervraagd met betrekking tot zijn urenregistratie. Werknemer is vervolgens op 6 april 2017 op staande voet ontslagen.
Uit de ontslagbrief van 6 april 2017 blijkt dat er twee redenen zijn voor het ontslag op staande voet, te weten bewuste onjuiste invoer van tijdgegevens en het daardoor ontstane verlies aan vertrouwen bij de werkgever. Kern van het geschil is de vraag of er een dringende reden ten grondslag ligt aan het door werkgever op 6 april 2017 gegeven ontslag op staande voet.

De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet geen stand houdt. Werknemer heeft in financiële zin geen profijt gehad van het onjuist invoeren van tijdgegevens en werkgever is door het handelen van werknemer niet financieel benadeeld. Voorts is de onjuiste urenregistratie niet ingegeven door het motief om voldoende projecturen te halen. Bovendien is werknemer niet eerder op onjuistheden in de tijdregistratie aangesproken.

Werkgever heeft direct doorgepakt naar de zwaarste sanctie in het arbeidsrecht. Daarnaast is het verlies aan vertrouwen niet van doorslaggevende betekenis, te meer nu werkgever een grote en professionele werkgever is. Het verlies is enkel gebaseerd op de onjuiste tijdregistratie, terwijl niet is vast komen te staan dat het juist registreren van tijd een zwaarwegend belang had.
Gelet op de aard en de ernst van de aangevoerde dringende reden, afwegend tegen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, is een ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd. Werknemer is ruim 15 jaar in dienst geweest bij werkgever en uit de overgelegde jaarlijkse beoordelingen blijkt dat werknemer over het algemeen goed functioneerde, werknemer heeft specifieke kennis en ervaring, ontvangt in verband met het ontslag op staande voet geen uitkering en is voor zijn levensonderhoud aangewezen op zijn loon van werkgever.

Het verzoek van werknemer om vernietiging van het ontslag en toelating tot de gebruikelijke werkzaamheden op straffe van een dwangsom wordt toegewezen. Tot slot komt het ontbindingsverzoek van de werkgever aan de orde. Nu er geen redelijke grond voor ontbinding is en werkgever niet heeft voldaan aan de herplaatsingsplicht, wijst de kantonrechter het verzoek van werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af.

Deze samenvatting is geschreven door Mr F.J.J. (Jeroen) Snijers en verschenen op Kluwer SmartNewz van 30 augustus 2017 (Smartnewz AR 2017/4519)