Vertrouwensbeginsel geen grond voor weigeren omgevingsvergunning voor bouwen
Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3049
Ongegrond beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor bouw wachtplaats schepen. Het vertrouwensbeginsel strekt niet zover dat gerechtvaardigde verwachtingen aan een ander dan de aanvrager van een omgevingsvergunning grond kunnen vormen voor de weigering die vergunning, terwijl de limitatief-imperatieve weigeringsgronden zich niet voordoen.
Artikelen: 2.10 Wabo, 3:2 Awb
Verlening van een omgevingsvergunning voor een wachtplaats van college aan gemeente Zaanstad. Een omwonende die vreest voor zichthinder heeft bezwaar. Hij stelt dat de vergunning niet mocht worden verleend wegens strijd met het vertrouwensbeginsel en onrechtmatige daad. Hij beroept zich op een brief van het college, waarin het college ondubbelzinnig zou hebben toegezegd dat op de betreffende plek geen wachtplaats zou komen.
Afdeling
De Afdeling overweegt dat artikel 2.10 Wabo limitatief de gronden opsomt op grond waarvan de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet worden geweigerd. Die gronden doen zich niet voor, zodat verlening van de vergunning moet plaatsvinden. Het vertrouwensbeginsel strekt namelijk niet zo ver dat een beroep op dit beginsel grond kan vormen voor weigering van een omgevingsvergunning, terwijl de wettelijke limitatief-imperatieve weigeringsgronden zich niet voordoen. De vergunning is terecht verleend.
Voor de vraag of de gemeente als publiekrechtelijke persoon onrechtmatig heeft gehandeld jegens appellant door te handelen in strijd met een gedane toezegging, kan appellant bij de civiele rechter terecht.
Volgt ongegrondverklaring van het beroep.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
T: + 31(0)10 277 03 00