Weigering omgevingsvergunning vernieuwen en verplaatsen recreatiewoning en dwangsom beëindigen permanente bewoning terecht, geen verlenging begunstigingstermijn

Verzoek vergunning voor vernieuwing en verplaatsing van een recreatiewoning en, met beroep op het overgangsrecht, voor legalisatie van het permanente gebruik. Rechtbank: appellant heeft onvoldoende aangetoond dat hij de recreatiewoning al voor het huidige bestemmingsplan permanent bewoonde. College heeft voldoende gemotiveerd waarom legalisatie niet wenselijk is. Aan lang niet optreden kan appellant geen rechten ontlenen, beroep op gelijkheidsbeginsel faalt, geen verlenging begunstigingstermijn. Omgevingsvergunning woning terecht geweigerd wegens strijd met Bouwbesluit en redelijke eisen van welstand. 

Artikelen: 3:2, 5:32a, 7:1a Awb, 2.1, lid 1 sub c en 2.10 Wabo
Appellant woont permanent in een recreatiewoning te Amsterdam, terwijl dat volgens het bestemmingsplan niet mag. In 2015 vraagt hij een omgevingsvergunning voor vernieuwing en verplaatsing van de woning. In 2017 verzoekt hij om legalisatie van het permanente verblijf.

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam weigert beide vergunningen en legt appellant eind juli 2016, met een begunstigingstermijn van twaalf maanden, een last onder dwangsom op om de permanente bewoning te staken en gestaakt te houden.

Rechtbank
Last onder dwangsom
Het college in was beginsel bevoegd en verplicht handhavend op te treden vanwege strijd met het bestemmingsplan. Uitzonderingen (concreet zicht op legalisatie en onevenredigheid van optreden in relatie tot de belangen van appellant) doen zich niet voor.

Appellant heeft zich beroepen op het overgangsrecht, maar hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de recreatiewoning al sinds voor het huidige bestemmingsplan (1996) permanent bewoont. De overgelegde koopovereenkomst dateert van 2010 en vermeldt dat appellant ten tijde van ondertekening woonde op een ander adres. De verklaring van zijn vader dat appellant al sinds 1988 in de woning woont, acht de rechtbank onvoldoende objectiveerbaar.

Aan lang niet optreden kan appellant geen rechten ontlenen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat niet op: de vergelijkingswoningen waren al geschikt voor permanente bewoning onder het vorige bestemmingsplan of er was sprake van een niet te herhalen incidentele fout.

De begunstigingstermijn van twaalf maanden is lang genoeg, temeer omdat appellant al in mei 2015 een vooraankondiging voor het handhavingsbesluit heeft ontvangen, zodat hij vanaf toen al maatregelen had kunnen nemen. Verder acht de rechtbank een termijn van twaalf maanden niet onredelijk en zij is niet onder de indruk van de argumenten van appellant (gezin met jonge kinderen, kan geen vervangende woonruimte vinden).

Geweigerde omgevingsvergunning
Het college heeft mogen aansluiten bij het oordeel van de welstandscommissie dat sprake is van strijd met de redelijke eisen van welstand, omdat de bestaande woning het doorzicht naar het water belemmert, terwijl het nieuwe bouwwerk evenmin aan de criteria voldoet en de vormgeving en materialen laagwaardig zijn. Appellant heeft geen tegenadvies overgelegd.

Daarnaast ontbreekt onder meer een dakconstructieberekening, als gevolg waarvan sprake is van strijd met het Bouwbesluit. Het argument van appellant dat hij die informatie later kan aanleveren, overtuigt niet. Dan had hij vergunningverlening in fasen moet aanvragen.

Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr A.J.N. (Hanneke) Kolsters of Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.