Wijzigingen in de fiscale kindregelingen per 1 januari 2015
Ten tijde van het schrijven van het onderhavige artikel zijn er circa 11 fiscale regelingen waar ouders met (minderjarige) kinderen, onder omstandigheden, voor in aanmerking (kunnen) komen. Deze regelingen zijn bedoeld als financiële ondersteuning in de kosten van opgroeiende kinderen. De bekendste van deze regelingen is waarschijnlijk de kinderbijslag. Daarnaast kan ook gedacht worden aan de kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget en extra heffingskortingen voor (alleenstaande) ouders. Per 1 januari 2015 worden de meeste van deze regelingen afgeschaft of gaan zij op in een andere regeling. Er blijven “slechts” vier regelingen over, te weten de kinderbijslag, de kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget en de (inkomensafhankelijke) combinatiekorting.
Bij de vaststelling van kinderalimentatie wordt met een aantal van deze regelingen rekening gehouden, althans als de ouders aan de voorwaarden voor de desbetreffende regeling(en) voldoen. De wijzigingen per 1 januari 2015 kunnen dus van invloed zijn op de hoogte van de kinderalimentatie. In dit artikel zullen de belangrijkste wijzigingen, in het bijzonder die wijzigingen die van invloed (kunnen) zijn op de vaststelling van kinderalimentatie, worden besproken.
Alvorens in te gaan op de wijzigingen in de afzonderlijke regelingen, wordt opgemerkt dat of, en zo ja tot welk bedrag, ouders in aanmerking komen voor één of meer van de in dit artikel genoemde regelingen vrijwel steeds afhankelijk is van het inkomen van de ouder(s), het aantal kinderen dat binnen het gezin opgroeit en de leeftijd van de kinderen. Er kan dus geen algemeen antwoord worden gegeven op de vraag of, en zo ja in hoeverre, de wijzigingen per 1 januari 2015 van invloed zijn op de hoogte van bestaande alimentatieverplichtingen. Te meer niet, omdat op dit moment nog niet bekend is hoe rechters bij een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie om zullen gaan met de wijzigingen. De overheid lijkt er vooralsnog van uit te gaan dat (gescheiden) ouders in onderling overleg met elkaar afspraken zullen maken over de gevolgen die de wijzigingen in hun individuele geval met zich brengen.
De regelingen op een rijtje
In het hierna volgende zullen de belangrijkste regelingen afzonderlijk worden besproken. Daarbij zal steeds (kort) aangegeven worden hoe de huidige regeling luidt en op welke wijze daar thans bij de vaststelling van kinderalimentatie rekening mee wordt gehouden en daarna zullen de wijzigingen per 1 januari 2015 worden besproken.
Kinderbijslag
Kinderbijslag is een tegemoetkoming van de overheid in de kosten van opgroeiende kinderen tot 18 jaar. De hoogte van de kinderbijslag is niet inkomensafhankelijk, maar wel afhankelijk van de leeftijd van het kind. Zodra een kind de leeftijd van 6 c.q. 12 jaar bereikt, wordt de kinderbijslag voor dat kind verhoogd.
Bij de vaststelling van kinderalimentatie wordt de behoefte van de kinderen vastgesteld op basis van tabellen die daartoe door het Nibud zijn opgesteld. De behoefte van de kinderen is daarbij afhankelijk van het netto besteedbaar gezinsinkomen, het aantal kinderen binnen het gezin en de leeftijd van de kinderen. Bij het opstellen van deze tabellen is rekening gehouden met de kinderbijslag die de ouders voor hun kind(eren) ontvangen. In de tabellen is de kinderbijslag namelijk al in mindering gebracht op de kosten van de kinderen. Bij de vaststelling van kinderalimentatie wordt daarom de te ontvangen kinderbijslag verder buiten beschouwing gelaten.
De kinderbijslag zal per 1 januari 2015, net als overigens per 1 januari 2014, niet worden aangepast voor inflatie. Dit is niet relevant voor bestaande alimentatieverplichtingen, omdat de behoefte van de kinderen in het verleden al is bepaald, namelijk bij de eerste vaststelling van de kinderalimentatie. Deze behoefte verandert in beginsel niet, behoudens de jaarlijkse indexering.
Bij een eerste vaststelling van kinderalimentatie per en na 1 januari 2015 zal de behoefte van de kinderen worden bepaald op basis van de alsdan van toepassing zijnde tabellen.
Kindgebonden budget
Het kindgebonden budget is ingevoerd per 1 januari 2009 en is bedoeld voor ouders met een lager inkomen. De hoogte van het kindgebonden budget is niet alleen afhankelijk van het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen, maar dus ook van het inkomen van de ouder(s). Voor ouders met een verzamelinkomen van niet meer dan € 26.147,- bruto per jaar is het kindgebonden budget maximaal. Voor ouders met een hoger inkomen neemt het kindgebonden budget af naarmate het inkomen stijgt.
Zoals hiervoor onder “Kinderbijslag” uiteen is gezet, wordt de behoefte van de kinderen vastgesteld op basis van door het Nibud opgestelde tabellen. In die tabellen is rekening gehouden met de kinderbijslag, maar niet met het kindgebonden budget, omdat de hoogte daarvan mede afhankelijk is van de (hoogte van) de inkomsten van de ouders. In de richtlijnen die zijn opgesteld voor de berekening van alimentatie, wordt daarom aanbevolen om de behoefte van de kinderen in voorkomend geval te corrigeren met het kindgebonden budget. Dit gebeurt als volgt.
Als de ouders tijdens hun huwelijk c.q. relatie kindgebonden budget ontvingen, dient het bedrag van het kindgebonden budget te worden opgeteld bij het netto besteedbaar gezinsinkomen, op basis waarvan aan de hand van de tabellen de behoefte van de kinderen wordt bepaald.
Nadat aldus de behoefte van de kinderen is vastgesteld, dient te worden berekend of de verzorgende ouder na het uiteengaan van partijen recht heeft op kindgebonden budget en zo ja tot welk bedrag. Als deze ouder (ook) na het uiteengaan van partijen recht heeft op kindgebonden budget, wordt de hoogte van het kindgebonden budget in mindering gebracht op de behoefte van de kinderen zoals via de tabellen is vastgesteld. Het bedrag dat dan resteert is het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen en zij dienen naar rato van ieders draagkracht in die kosten bij te dragen.
Per 1 januari 2015 wordt de inkomensgrens voor het kindgebonden budget naar beneden bijgesteld. Zoals hiervoor is opgemerkt, geldt nu dat voor ouders met een verzamelinkomen tot € 26.147,- per jaar het kindgebonden budget maximaal is. Dit wordt verlaagd tot € 19.676,- per jaar. Ouders met een gezamenlijk hoger inkomen dan € 19.676,- per jaar, zullen dus minder kindgebonden budget krijgen.
Voorts is relevant dat alleenstaande ouders (die geen fiscale toeslagpartner hebben) vanaf 1 januari 2015 in aanmerking (kunnen) komen voor extra kindgebonden budget. De hoogte daarvan is afhankelijk van het inkomen van deze ouder, maar bedraagt maximaal € 3.050,- per jaar.
Bij de vaststelling van kinderalimentatie zou de verlaging van de inkomensgrens er allereerst toe kunnen leiden dat de behoefte van de kinderen op een ander bedrag vastgesteld wordt dan onder de huidige regeling, omdat er tijdens de relatie een lager of helemaal geen kindgebonden budget (meer) wordt ontvangen.
Een tweede mogelijkheid is dat de verzorgende ouder na het uiteengaan van de ouders een lager bedrag aan kindgebonden budget ontvangt dan hij/zij onder de huidige regeling zou hebben ontvangen. Dat kan tot gevolg hebben dat het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen op een hoger bedrag wordt vastgesteld dan nu het geval zou zijn. En dit kan weer tot gevolg hebben dat er een hoger bedrag aan kinderalimentatie betaald moet worden.
Anderzijds is het echter zo dat, als de verzorgende ouder alleenstaand is, de verlaging van de inkomensgrens (en daarmee het lagere kindgebonden budget) gecompenseerd kan worden door het extra kindgebonden budget waarvoor hij/zij als alleenstaande ouder wellicht in aanmerking komt.
Alleenstaande ouderkorting
Alleenstaande ouders komen, tot 31 december 2014, in aanmerking voor een extra fiscale heffingskorting. Zij kunnen in hun aangifte inkomstenbelasting niet alleen de algemene heffingskorting, de arbeidskorting (indien van toepassing) en/of de inkomensafhankelijke combinatiekorting (voor de minst verdienende ouder) toepassen, maar ook de alleenstaande ouderkorting. Toepassing van deze heffingskorting leidt er toe dat er minder inkomstenbelasting is verschuldigd en het netto besteedbaar inkomen van de desbetreffende ouder hoger is.
Als de ouder die de kinderalimentatie ontvangt aan de voorwaarden voor de alleenstaande ouderkorting voldoet, wordt daar bij de vaststelling van kinderalimentatie rekening mee gehouden. Bij de berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder wordt deze heffingskorting toegepast, hetgeen, zoals hiervoor reeds is aangegeven, zal leiden tot een hoger netto besteedbaar inkomen van de desbetreffende ouder. Hierdoor wordt ook de draagkracht van deze ouder en zijn/haar aandeel in de kosten van de kinderen hoger.
De alleenstaande ouderkorting wordt per 1 januari 2015 echter volledig afgeschaft. In plaats daarvan krijgen alleenstaande ouders die, gelet op de hoogte van hun inkomen, recht hebben op kindgebonden budget extra kindgebonden budget (zie hiervoor).
De afschaffing van de alleenstaande ouderkorting is dus bij de vaststelling van kinderalimentatie van invloed op de draagkracht van de verzorgende ouder. Doordat zijn/haar netto besteedbaar inkomen lager wordt, zal hij/zij minder draagkracht hebben voor de bijdrage in de kosten van de kinderen. Dit kan (ook) gevolgen hebben voor de vaststelling van de bijdrage die de andere ouder aan de verzorgende ouder dient te voldoen. Ouders dienen immers naar rato van hun draagkracht bij te dragen in de kosten van hun kinderen. Als de draagkracht van de ene ouder lager wordt, kan dat ertoe leiden dat een groter aandeel van de kosten van de kinderen voor rekening komt van de andere ouder.
Fiscale aftrekbaarheid kinderalimentatie
Ouders die een kinderalimentatie van (thans) meer dan € 139,- per maand per kind voldoen, kunnen deze kosten voor hun kinderen als aftrekpost in hun aangifte inkomstenbelasting opnemen. Afhankelijk van de leeftijd van de kinderen leidt dit tot een fiscaal voordeel van circa € 35,- tot circa € 50,- per maand per kind.
Bij de berekening van de draagkracht van de ouder die de kinderalimentatie dient te voldoen, wordt dit fiscaal voordeel opgeteld bij de draagkracht van deze ouder.
Op 1 januari 2015 wordt de aftrek voor uitgaven levensonderhoud kinderen afgeschaft. Vanaf 1 januari 2015 heeft de alimentatieplichtige ouder dus geen fiscaal voordeel meer over de betaalde kinderalimentatie. Als kinderalimentatie per en na 1 januari 2015 voor het eerst wordt vastgesteld zal hier rekening mee worden gehouden, maar bij al bestaande alimentatieverplichtingen heeft dit tot gevolg dat het bedrag dat feitelijk als kinderalimentatie wordt voldaan (iets) hoger wordt dan voorheen.
Voor de ouder die de kinderalimentatie ontvangt, heeft de afschaffing van deze aftrekpost geen gevolgen, omdat over ontvangen kinderalimentatie geen belasting is verschuldigd.
Het is ten tijde van het schrijven van dit artikel nog niet duidelijk of de afschaffing van de aftrek voor uitgaven levensonderhoud kinderen voor rechters voldoende grond zal zijn om een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie toe te wijzen. Uiteraard kan men altijd proberen om hierover in onderling overleg met de ex-partner afspraken te maken.
Tot slot
In dit artikel is een overzicht opgenomen van de belangrijkste wijzigingen in de fiscale kindregelingen per 1 januari 2015 en de (mogelijke) gevolgen die deze wijzigingen hebben bij de vaststelling van kinderalimentatie. Er kan echter geen algemeen antwoord worden gegeven op de vraag of en zo ja in hoeverre deze wijzigingen in een individueel geval van invloed (kunnen) zijn op de hoogte van de kinderalimentatie en/of grond (kunnen) zijn voor een wijziging van de verschuldigde kinderalimentatie. Indien u een berekening wenst te laten maken teneinde (meer) duidelijkheid te verkrijgen over de mogelijke gevolgen voor uw eigen situatie, kunt u daartoe contact opnemen met Mr M.L. (Manon) Groeneveld en/of Mr E. (Ellen)Lohr-Henket.
Bronnen:
www.kindregeling.nl
www.rijksoverheid.nl
www.belastingdienst.nl
T: + 31(0)10 277 03 00