Zorgvuldigheid bij handhaving
Uit onderstaande uitspraak volgt dat het college van burgemeester en wethouders, evenals bij handhavend optreden, zeer zorgvuldig te werk moeten gaan bij de weigering gevolg te geven aan een verzoek tot handhaving en het maken van afspraken met burgers over voorwaarden waaronder niet tot handhaving wordt overgegaan.
Casus
Op een locatie in Staphorst met de bestemming “woondoeleinden” en deel “buitengebied” zijn verlichting, een erfafscheiding en een caravan geplaatst. Tevens worden er motorvoertuigen gerepareerd en verhandeld en er is een café.
Het college van burgemeester en wethouders van Staphorst (College) heeft naar aanleiding van het verzoek van appellanten aanvankelijk geweigerd handhavend op te treden. Het College heeft met de betreffende persoon de afspraak gemaakt dat permanent drie auto’s op het perceel aanwezig mogen zijn ter reparatie en dat daarnaast twaalf auto’s per jaar vanaf het perceel mogen worden verhandeld.
Op het tegen de weigering gerichte bezwaar van appellanten heeft het College besloten handhavend op te treden tegen de zonder omgevingsvergunning geplaatste erfafscheiding. Voor het overige heeft het College het bezwaar ongegrond verklaard, waarbij het onder meer heeft gesteld dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de reparatie- en de handelswerkzaamheden op het perceel.
Appellanten hebben beroep ingesteld, waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit op bezwaar dient te worden vernietigd voor zover het de weigering om handhavend op te treden tegen de handel in auto’s op het perceel betreft. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraak richt zich het hoger beroep.
Oordeel Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie (11 december 2013, zaaknr. 201301625/1/A1) overweegt de Afdeling dat de vraag of het gebruik van een perceel strijdig is met de geldende woonbestemming, dient te worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze niet valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel als bedoeld in het bestemmingsplan. Binnen dat kader kan van belang zijn, maar is niet doorslaggevend, of de activiteiten een beroepsmatig of een hobbymatig karakter hebben.
Bij de vraag of de autohandel en -reparatie zich in dit geval verhouden met de woonbestemming, is van belang of de woonfunctie op het perceel in overwegende mate gehandhaafd blijft en of geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt toegebracht. De woonfunctie is primair en de autohandel en -reparatie mogen geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse.
De Afdeling oordeelt dat de van gemeentewege met de gebruiker van het perceel gemaakte afspraken ertoe leiden dat op meer dan incidentele schaal reparatie van en handel in auto’s op het perceel plaatsvindt, nu een onbeperkt aantal auto’s op het perceel kan worden geparkeerd, zolang zich maar niet meer dan drie auto’s tegelijk op het perceel bevinden. Ook kan geen onderscheid worden gemaakt tussen reparatie en handel, aangezien deze activiteiten samenhangen. Het beroep is dan ook gegrond.
De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover hierin het beroep ongegrond is verklaard met betrekking tot de weigering om handhavend op te treden tegen de reparatie van auto’s op het perceel. Ook het besluit op bezwaar wordt vernietigd, voor zover daarbij de weigering om handhavend op te treden tegen de reparatie van auto’s op het perceel is gehandhaafd. Tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar staat direct beroep bij de Afdeling open.
Commentaar
Uit deze uitspraak volgt dat het College zeer omzichtig te werk moeten gaan bij het maken van afspraken over handelsactiviteiten op een woonperceel. De aard, omvang en intensiteit van de ruimtelijke uitstraling van die activiteiten moeten zodanig zijn dat de woonfunctie primair blijft, terwijl ook geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt toegebracht. Of sprake is van een hobbymatig of beroepsmatig karakter, is daarbij slechts één van de afwegingen. De Afdeling kijkt kritisch naar de aard, omvang en intensiteit van de handel en reparatie en komt op basis daarvan in dit geval tot het oordeel dat deze zodanig zijn dat “op meer dan incidentele schaal”, ik lees: ten koste van de woonfunctie handel in auto’s plaatsvindt. Dat is niet toegestaan.
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, kunt u contact opnemen met Mr E. (Ellen) Lohr-Henket.
Voor de volledige tekst van deze uitspraak klik hier
Commentaar op de uitspraak en op andere aangelegenheden inzake het bouwrecht is tevens te vinden ophttp://www.ibr.nl
Bron: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 201305075/1/A1, ECLI:NL:RVS:2014:2603
T: + 31(0)10 277 03 00